Eén van de handige manieren om de vele uithoeken van Tokyo te bezoeken, is door de Yamanote-lijn van Japan Railways te nemen. Ongeveer iedere drie minuten passeert op ieder aangesloten station een trein zowel met de klok mee (sotomawari, ‘buitenronde’) als tegen de klok in (uchimawari, ‘binnenronde’). In totaal duurt een rondrit op de Yamanote-lijn iets meer dan een uur en in die tijd doet de trein 29 stations aan. In deze serie zullen we de stations van de Yamanote-lijn globaal belichten. Op deze manier hopen we inzichtelijk te maken hoe in één (weliswaar grote) stad zeer van elkaar verschillende wijken rondom de stations hun eigen unieke specialiteiten en bezienswaardigheden hebben.
De meeste stations langs de Yamanote-lijn zijn niet bepaald memorabel: grote, hoekige aankomsthallen, met als voornaamste doel de vele honderdduizenden reizigers per dag zo soepel mogelijk op de plek van bestemming te krijgen. Veel van de oudere, karakteristiekere stations zijn daartoe in de loop der jaren gesloopt. Eén uitzondering op deze regel is het station van Tokyo, dat de afgelopen jaren juist grondig is gerenoveerd – de eerste reden om op Tokyo uit te stappen.
Het station werd tussen 1908 en 1914 gebouwd, naar een ontwerp van architect Tatsuno Kingo. Alhoewel het gebouw qua vorm en facade sterk aan het centraal station van Amsterdam doet denken, is er weinig tot geen bewijs dat Kingo zich daadwerkelijk liet inspireren door Amsterdam CS. Kenners van Kingo’s werk ontkennen stellig dat de gebouwen aan elkaar verwant zijn. Hoe het ook zij, het station springt tegenwoordig behoorlijk in het oog: begin 20e eeuw stonden de chiquere wijken van Tokyo vol met westerse bebouwing, maar daarvan is door de grote aardbeving van 1923 en de bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog weinig overgebleven. Het station bleef daarbij ook niet onbeschadigd, maar is destijds in de oude stijl hersteld.
Om te zorgen dat het relatief lage station niet wordt opgeslokt door de in de regel hogere bebouwing van Tokyo, is er rondom en vóór het station een groot plein. Het is in Tokyo best zeldzaam om meer dan 500 meter voor je uit te kunnen kijken, zonder dat je het zicht wordt geblokkeerd door gebouwen. Maar daarvoor is dan ook een reden: hoewel een eindje verderop, ligt recht tegenover het station het keizerlijk paleis.
Wie nu een gigantisch traditioneel kasteel à la Himeji voor zich ziet, komt bedrogen uit: het sobere paleis is vanaf het aangrenzende plein niet zichtbaar. Het enige bewijs van het bestaan van het gebouw wordt gevormd door een vele meters diepe slotgracht en talrijke bewakers. Het keizerlijk paleis en de omliggende gronden zijn namelijk het grootste deel van het jaar verboden terrein voor publiek, al is er – en dat gelijk de tweede goede reden om op Tokyo uit te stappen – op aanvraag wel een tour door de paleistuin mogelijk.
Dat betekent niet dat bezoekers op eigen houtje door de parken heen kunnen wandelen: toen ik het geluk had de paleistuinen te bezoeken werden we vriendelijk doch dwingend verzocht twee aan twee in ganzenpas achter de gids aan te wandelen – overigens niet voordat we in een zaal met verkleurde vloerbedekking en verschoten gordijnen een behoorlijk verouderde informatiefilm over het paleis en de tuinen voorgeschoteld hadden gekregen. Hoogstwaarschijnlijk vinden de bezoekjes al meerdere tientallen jaren op precies dezelfde manier plaats, maar voor wie geen moeite mee heeft met dit protocol, is er toch nog genoeg te zien – al heeft het paleis meer weg van een bungalow, dan van een traditionele Japanse burcht.
Het is een apart idee dat er middenin een enorm dichtbevolkte stad als Tokyo zoveel plek is ingeruimd voor een familie die zich het grootste deel van het jaar niet laat zien. Nederlandse royalty-watchers mogen de handjes dichtknijpen met de Oranjes: de keizerlijke familie vertoont zich nauwelijks, en als het gebeurt is het vaak erg gekunsteld en stijfjes. Een juichende kroonprins, laat staan een keizer, op de Olympische schaatsbaan is ondenkbaar – maar daarover een andere keer meer.
Verder is er in Marunouchi, het zakendistrict waarin het station van Tokyo gelegen is, niet heel veel te beleven. Iets ten zuiden van het station ligt gelukkig Ginza, het belangrijkste winkeldistrict van de Japanse hoofdstad. Dit is gemakkelijk te voet te bereiken. Ginza huisvest met name grote warenhuizen, waar de wat gefortuneerdere Japanner zijn of haar inkopen doet. Bijvoorbeeld het warenhuis Wako, dat in één van Ginza’s schaarse oude gebouwen is gevestigd, heeft veel weg van het Londense Harrod’s: je kunt het zo gek niet bedenken of het wordt er wel, voor een stevige prijs uiteraard, verkocht. Ook Westerse merken hebben in de loop der jaren een plek langs de sjieke winkelstraten te verwerven: zo is bijvoorbeeld één van de grootste Apple Stores van Japan in Ginza te vinden.
Uitstappen in Tokyo is om de hierboven beschreven redenen in ieder geval zeer de moeite waard. In de volgende aflevering de culinaire wijk Yurakucho!
1 maart 2014