Uniek in zijn soort: het Ghibli-museum

Hayao Miyazaki staat niet bekend als een makkelijke man. Zo wereldwijd geliefd als zijn werk is, zo ingewikkeld is de totstandkoming van het grootste deel daarvan. Toen eind jaren ‘90 besloten werd tot de bouw van een museum over het werk van Studio Ghibli, de animatiestudio die hij mede oprichtte, was het geen verrassing dat hij niet voor de makkelijke weg koos. Gelukkig maar – net als zijn films is het Ghibli-museum erg bijzonder.

Ghibli-museumOp papier is zo’n museum inrichten het meest dankbare werk ter wereld. Pauzeer een Ghibli-film op een willekeurig moment, en er ontstaat een kunstwerk dat zo in een lijst en aan de muur kan. Van de schitterende geschilderde achtergronden, tot de personages in gedetailleerde maar klare lijn – de aandacht en het vakmanschap spatten ervanaf. Iedereen zou het snappen als een Ghibli-museum op deze manier zou zijn volgehangen, en er nog grif voor betaald hebben ook. Maar Miyazaki is niet van de makkelijke route. Hij had iets heel anders voor ogen.

Op de museumwebsite staan, 17 jaar na de opening, zijn oorspronkelijke doelstellingen nog steeds te lezen. Wat vooral opvalt is de stelligheid: Miyazaki mag dan lastig zijn voor de mensen om hem heen, maar hij is ook zeker niet makkelijk voor zichzelf. Het leest alsof hij bezoekers op roept om hem bij de les te houden, mocht zijn museum onverhoopt afwijken van de grondbeginselen.

Ontworpen als een animatiefilm

Miyazaki benaderde het ontwerp van het museum alsof het een nieuwe animatiefilm betrof, en dat is overal zichtbaar. Het gebouw combineert Franse, Duitse, Engelse, Franse en Italiaanse elementen tot de unieke aan Miyazaki’s brein ontsproten Europees-fantastische werelden waarin hij de meeste van zijn verhalen situeert. Van de gietijzeren trapleuningen en daktuin, tot de glas-in-lood-ramen, loopbruggen en gewelfde plafonds, het is echt alsof je zijn animatiefilms binnen bent gestapt en ontsnapt bent aan de echte wereld. Wat bijdraagt aan dat gevoel is dat het museum geen vaste looproute kent. Je bent vrij om te gaan en staan waar je wil en mag van opening tot sluiting blijven. Zoals hij het zelf verwoordt: het gebouw is een plek ‘waar mensen zich thuis kunnen voelen’ en waar ‘degenen die plezier zoeken plezier vinden, degenen die willen peinzen kunnen peinzen, en degenen die willen voelen kunnen voelen.’ De slogan van het museum luidt niet voor niets, ‘laten we samen verloren lopen’.

Dieper begrip van ouder werk…

Ghibli-museumWat Miyazaki betreft moet het museum ‘geen optocht van artwork voor verschenen Ghibli-films zijn, als ware het een museum over het verleden’. Dat is een fikse uitdaging wanneer je verantwoordelijk bent voor enkele van de meest iconische tekenfilms en herkenbare personages ooit. Want zelfs al zou hij het willen, er zijn weinig filmliefhebbers die Totoro nog los kunnen zien van zijn maker. Herkenbaar werk achterwege laten is alleen al daarom geen optie, maar dat gebeurt ook niet: het museum verwijst subtiel (en soms minder subtiel, zoals je zult merken) naar ouder werk, en de ruimte voor wisselende tentoonstelling bevat meestal terugblikken op bepaalde thema’s uit films. ‘Zodat bezoekers er een dieper begrip van krijgen’, zoals Miyazaki het verklaart. Zo draait de meest recente tentoonstelling om het vele eten in Ghibli-films, en komen scenes uit de films tot leven: zo kun je een kijkje nemen in de keuken van het gezin uit Tonari no Totoro (1988) en de kombuis van het schip uit Laputa: Castle in the Sky (1986), compleet met opgestapelde vaat, (plastic) etenswaren en kastdeurtjes waarachter verrassingen schuilgaan.

…maar ook ruimte voor ander en nieuw werk

Maar er is ook genoeg anders te beleven. Zo waren er door de jaren heen al tijdelijke exposities van werk van studio’s als Aardman (het bekendst van Wallace & Gromit), Pixar, de Russische animator Yuri Norstein, en is er een ruimte waarin de geschiedenis van animatie in woord en vooral beeld wordt uitgelegd. Ook is er, zoals Miyazaki het zich voornam, nieuw Ghibli-werk: op de begane grond is een kleine bioscoopzaal, waarin uitsluitend originele korte animatiefilms worden vertoond. Sinds de opening staat de teller op tien (waarvan acht geregisseerd door Miyazaki zelf). Deze shorts zijn enkel in het museum te zien; wanneer er een nieuwe verschijnt, wordt de bestaande uit de roulatie genomen. Wie al het werk van Studio Ghibli wil bekijken, doet er dan ook goed aan het museum minstens één keer per twee jaar te bezoeken.

Plan vooruit

Ghibli-museumPlan een bezoek wel op tijd, want het is onmogelijk om aan de deur tickets te kopen. Op de website is meer gedetailleerde informatie te vinden. Tickets voor buitenlandse toeristen worden telkens op de eerste van de maand beschikbaar gesteld, maar zijn zeer beperkt. Mocht je mis grijpen, dan kan je bij winkelketen Lawson in Japan nog tickets proberen te reserveren. Maar ook daarbij geldt: hoe eerder je komt, hoe groter de kans dat je kunt gaan.

En ten slotte ook goed om te weten: binnen mogen geen foto’s worden gemaakt. Niet dat iedereen zich daar, getuige het internet, aan houdt, maar doe jezelf een plezier: kijk er niet naar. Ervaar het met eigen ogen en voel je daarna, om het in Miyazaki’s eigen woorden te zeggen, ‘een rijker mens dan toen je binnenging’.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *