Gisteren verscheen Terug naar Japan van Anne Sey, Japanoloog, bedrijfskundige, strategisch adviseur én keramist. Anne reisde vaak door Japan, maar deed dat een paar jaar geleden voor het eerst per fiets. In haar boek doet ze verslag van dit avontuur. We spraken met haar over wat haar zo aantrekt aan Japan, wat haar (en ons!) betreft het meest interessante land ter wereld.
Je persoonlijke geschiedenis is anders dan die van veel Nederlandse Japanologen: je bent geboren en opgegroeid in de DDR. Kun je je nog herinneren hoe je voor het eerst in aanraking kwam met Japan?
‘Zolang ik me kan herinneren heb ik al ‘Fernweh’, zoals we dat in Duitsland noemen. De term stamt uit de Romantiek, en drukt een verlangen uit naar een plek, ver weg of wat dichterbij, maar in elk geval: daar waar het anders is. Ik kan niet verklaren waar het vandaan komt, maar toen ik op mijn veertiende Reisen in Nippon kreeg, een boek met reisverslagen van drie Duitsers die door het oude Japan reisden, Von Langsdorff, Kaempfer en Von Siebold, was mijn interesse direct gewekt. Ik las het boek letterlijk stuk en stelde me voor hoe bijzonder het voor hen moet zijn geweest om in die tijd toegang te hebben tot zo’n afgesloten land. Het was zó anders dan wat ik kende.’
Vervolgens heb je besloten om Japans te gaan studeren. Dat lag vast niet voor de hand in Oost-Duitsland.
‘Totaal niet. Japan was een land aan de andere kant van de wereld, het was politiek onbelangrijk. Op school verklaarden ze me voor gek toen ik aangaf Azië-kunde/Japankunde te willen studeren. De DDR was klein, economisch fragiel, en van burgers werd verwacht dat ze iets nuttigs studeerden zodat de staat er later iets aan had. Alleen aan de Humboldt-Universität in Berlijn was een faculteit Azië-studies. Bovendien kreeg je daar een taal toegewezen, dus het had net zo goed Sanskriet, Farsi, of Vietnamees kunnen zijn. Ze lieten maar zeer beperkt mensen toe, het toelatingsexamen was zeer streng. Ik haalde het dan ook niet in één keer. Maar de keuze die ik toen kreeg, wiskunde of arbeidspsychologie, vond ik zo oninteressant, dat ik heb besloten dan maar twee jaar te gaan werken en het nog één keer te proberen. Toen ben ik na twee jaar intensieve voorbereiding toch aangenomen, en – dat was een geluk bij een ongeluk – ook nog voor Japankunde.’
Hoe was het om dan toch Japans te kunnen gaan studeren in het naar binnen gekeerde Oost-Duitsland?
‘Anderhalf jaar geleden was ik in Berlijn, en ben ik op de universiteit langsgegaan. In één van de binnentuinen stond nog steeds het kleine bungalowtje uit de jaren zestig, waar we destijds les hadden. Het was totaal onveranderd, tot de geur aan toe. Dat was heel nostalgisch, het voerde me terug naar mijn studiejaren. Al waren die nog best pittig: we hadden vijf, soms zes, dagen per week les. In economie, politiek, geschiedenis, kunst en cultuur, linguïstiek, stenografie, noem maar op. En al die vakken werden gegeven door voornamelijk docenten die Japankunde erbij deden, zich uit interesse in die onderwerpen hadden verdiept. Het studiemateriaal was enorm beperkt. Vanzelfsprekend was er geen internet, maar er was ook geen uitgebreide bibliotheek met boeken over het land waarop we konden terugvallen.’
Hoe leerden jullie dan de taal?
‘Grotendeels van Duitse docenten, maar gelukkig was er ieder jaar ook een Japanse gastdocent, die ze op een of andere manier konden laten overkomen. Hoe, dat wisten we niet – er waren zo goed als geen buitenlanders uit zogenaamde kapitalistische landen in de communistische DDR – maar dat hielp enorm. We hoorden de klanken zoals ze hoorden te klinken. Eén van mijn Japanse docenten was er sowieso op gebrand ons zoveel mogelijk over de rest van de wereld te leren. Hij mocht reizen tussen West- en Oost-Berlijn, en bracht naast bijvoorbeeld woordenboeken voor ons, allerhande etenswaren mee terug. Ik herinner me nog levendig mijn eerste kiwi.’
Ik kan me nauwelijks voorstellen hoe dat moet zijn geweest, omgeven als ik was door al het denkbare studiemateriaal en een keur aan gespecialiseerde docenten van over de hele wereld.
‘Het was niet altijd even leuk, en ik had weinig te besteden, maar toch kijk ik er met genoegen op terug. Ik wilde het zó graag bestuderen, ook al wist ik dat de kans enorm klein was dat ik ooit naar Japan zou mogen. Het IJzeren Gordijn verdeelde Europa nog altijd. Er ging heel af en toe iemand, maar daar mocht ik niet op rekenen. In mijn boek verwijs ik naar Johannes Hoffmann. Zijn verhaal inspireerde me: hij vertaalde Japanse bronnen voor Von Siebold, de Duitse arts in Nederlandse dienst. Hoffmann zou nooit naar Japan reizen, maar leerde zichzelf met zeer beperkte middelen de taal, werd de eerste hoogleraar Japans (en Chinees) aan de Universiteit Leiden en schreef bovendien een standaardwerk over de grammatica.’
Anne Sey is japanoloog, bedrijfskundige én keramist. In haar atelier in Deursen- Dennenburg nabij Ravenstein ontstaan iedere dag vormen die geïnspireerd zijn door Japan. Keramiek, modern, en ingetogen door de eenvoud van het design. Bezoek haar website op annesey.nl
En toen viel toch de Muur, in november 1989.
‘Nog geen jaar later reisden een aantal medestudenten en ik naar Japan. Op kosten van de Tokai-universiteit mochten we een jaar in de buurt van Tokio wonen. We kregen zelfs een maandelijks bedrag om in ons levensonderhoud te voorzien! In oktober 1990, één maand na aankomst, vond de Duitse hereniging plaats en bestond mijn land niet meer. Toen ik in 1991 via Schiphol terugvloog, werd ik dan ook even apart genomen – zo’n paspoort hadden ze nog nooit gezien! Dat was erg komisch, maar ook wel vreemd. Ik besefte toen voor het eerst hoe zeer mijn wereld was veranderd.’
Weet je nog wat je dacht toen je voor het eerst in Japan aankwam?
‘Een medewerker van Tokai haalde ons op in – zoals altijd in Japan – een klein wit busje. Ik weet nog dat die man iets opmerkte in het Japans, en ik hem direct verstond. Dat was een openbaring. De Japanse taal bestaat dus écht! Ik had ook helemaal geen heimwee naar Duitsland, ik vond typisch Japanse fenomenen niet raar of mysterieus. Integendeel, ik vond het nog prachtiger dan ik me ooit had durven voorstellen. Het was een enorm fysieke ervaring – het rondlopen, dingen zien en aanraken die ik alleen maar van plaatjes kende. Ik wist hoe ik moest slapen op een tatami-mat, ik zag de keramiek, de blokdrukprenten, het bleek allemaal echt te bestaan.’
Vond je het tegelijkertijd ook niet lastig om ineens heel ergens anders te zijn?
‘De sociale omgangsvormen bleken in het echt alsnog wel ingewikkeld. Op zich was ik goed voorbereid, want de Oost-Duitse cultuur is een stuk minder nonchalant dan de Nederlandse, veel hiërarchischer. Die rangschikking vond ik in Japan ook terug. Eén van onze docenten aan Tokai was een beetje een gemene man, die ons onder druk zette, ik denk om zichzelf beter te voelen. Als je even niet oplette, pikte hij je eruit en maakte hij je verbaal echt een kopje kleiner. Dat vond ik wel schrikken, zeker in het begin.’
Wat is je meest waardevolle herinnering aan die periode?
‘Dat zijn er twee. Ten eerste besefte ik op een zeker moment dat, ook al gedragen Japanners zich in veel opzichten wellicht anders dan Duitsers of Nederlanders, mensen uiteindelijk in de kern overal ter wereld hetzelfde zijn. Nieuwsgierig, belangstellend, vrijgevig, en soms gemeen. Het gaf me het diepe vertrouwen dat ik overal wel kan aarden. Dat was ook nodig, want contact met thuis was er nauwelijks. Veel Oost-Duitse huizen hadden nog geen telefoonaansluiting, en niet elke Japanse telefoon belde naar het buitenland. We konden brieven sturen, maar die waren een maand onderweg. Ik kon in één jaar tijd drie keer met thuis bellen.’
En je andere waardevolle herinnering?
‘Dat ik besefte dat Japan voor altijd een constante in mijn leven zou blijven. Japan werd mijn venster op de wereld, naar schoonheid, blijheid, kunst en cultuur. Ik benader dat allemaal via Japan. Dat betekent niet dat het elders niet bestaat, maar ik vond en vind het vooral daar. Een karaktertrek die Japanologen kenmerkt, en niet-Japanfanaten hun ogen doet verdraaien: “Ja, ja, ik weet het. In Japan is het allemaal bijzonder.”’
Toen we elkaar kort spraken voorafgaand in dit interview, hadden we het over de twee snelheden waarop Japan draait. Er is het oude, tragere Japan, en het moderne, razendsnelle, nauwelijks bij te houden Japan. Waarom is dat zo, in jouw optiek, en botsen ze niet soms op elkaar?
‘Waarom, dat vind ik heel moeilijk te beantwoorden. Japanners hebben, merk ik, de behoefte om de oude tradities in ere te houden, de schoonheid ervan te ervaren, en bekwamen zich er daarom in. Maar, misschien kunnen we het omdraaien: waarom ook niet? Het biedt namelijk de kans te blijven genieten van schoonheid, van wat voor beschaving de mens toe in staat is.. Er is in Japan zoveel dat het voortbestaan van oude tradities bedreigt, van de verschrikkingen van de oorlog tot aardbevingen en andere natuurrampen aan toe, en dat ze toch bijvoorbeeld die oeroude tempels en schrijnen overeind houden, en zoveel waanzinnig goede musea over hun traditie en cultuur hebben, vind ik erg inspirerend. En inderdaad, soms botst dat oude Japan met het nieuwe. Dat is voor buitenstaanders best een vreemde gewaarwording. Neem, bijvoorbeeld, de kleine Shinto-schrijn op het dak van het moderne centraal station van Fukuoka. Kleine, hartvormige steentjes wijzen mensen de weg daarnaartoe. Ik vind dat zo mooi, want het vloekt met elkaar, maar gaat tegelijkertijd ook goed hand in hand. Je ziet dat ook terug in de manier waarop Japan de vier seizoenen waardeert. Het keert overal terug, in voeding, kleding, poëzie noem maar op. Ze vinden de schoonheid in de kleine dingen. Nergens, tenminste zo ervaar ik dat, is dat zo uitgesproken als in Japan.’
Heeft het, wat jou betreft, ook nadelen?
‘Ja, want je ziet toch ook dat, zelfs in een land dat zo zuinig is op tradities, deze soms worden ingehaald door de moderniteit. Ik gun de mensen tijd om te beseffen wat al die zogenaamde vooruitgang met hen doet. Urbanisering en industrialisering kennen voordelen, maar ontegenzeggelijk ook negatieve kanten. Tegelijkertijd merk je ook dat Japan niet altijd bij machte is om te moderniseren. Ondanks de urgentie na de ramp in Fukushima in 2011, was er een enorm onvermogen om die situatie adequaat op te lossen. In plaats daarvan hield de overheid heel star vast aan rigide manieren van besluitvorming en informatieverstrekking. Dat is om soms horendol van te worden, zeker in dat geval. Tegelijkertijd geeft dit me de, misschien naïeve, hoop dat het ze lukt om voor wat betreft het (te snelle) loslaten van tradities ook een pas op de plaats te maken.’
Is het, zoals je in het boek betracht, dan niet moeilijk om het oude Japan, toen daar de eerste westerlingen aan wal stapten, terug te vinden? En als, waar dan?
‘Dat kan bijvoorbeeld in Kyoto. Vanwege de enorme hoeveelheid aan tempels en schrijnen. Dat is echt mijn lievelingsstad, overigens ook vanwege de musea, de ouderwetse woonwijken, de prachtige bergen aan de noordzijde. Al merk ik ook daar dat ik hunker naar vroeger tijden. Ik zie de enorme hoeveelheden toeristen die door die stad worden gepompt. Dat is natuurlijk ook heel dubbel, want uiteraard hebben zij net zoveel recht op Kyoto als ik. Maar soms maak ik me zorgen over hoe lang de stad dat nog aankan.’
En heb je ook een favoriete plek in Japan?
‘Ja, dat is het pottenbakkersplaatsje Mashiko. Ik heb daar stagegelopen, in een oude pottenbakkerij. Die werkplaats, die plek waar ik die drie weken heb mogen zitten, zie ik nog zo voor me. Een heel oud gebouwtje, krakkemikkig, ik zat op een soort meterhoog, houten platvorm met daarin een grote uitsparing voor de draaischijf. Links stond een grote bak water, rechts een stapeltje planken waarop ik de gedraaide potjes liet drogen. Boven mij hing een lichtpeertje, voor me waren grijs getinte ruiten die nauwelijks daglicht doorlaten, achter mij stond de houten kachel, speciaal voor mij extra warm gestookt, omdat ik zo kouwelijk ben. Ik herinner me de theekommetjes, bedoeld voor de dagelijkse pauzes, telkens om klokslag 10u en 15u. Omdat ze wisten dat ik Hamada Shoji, beroemd Japans pottenbakker, enorm bewonder, hadden ze voor mij een kom die in zijn werkplaats was gemaakt.’
Je bent natuurlijk zelf ook keramist geworden – waar komt die interesse vandaan, en kun je er ook je liefde voor Japan in kwijt?
‘Een kennis van mijn ouders nam me op mijn veertiende mee naar een opgraving. In het noordoosten van Duitsland zijn veel sporen uit de Bronzen- en oud-Slavische tijd. Ik heb daar drie zomers duizenden scherven opgegraven, ik vond het schitterend. Toen ik terugkwam uit Japan, moest ik nog afstuderen, alleen het probleem was dat na terugkomst mijn studie door de vereniging van Duitsland niet meer bestond. Dat was een pittige verrassing. Ik klopte aan bij de Vrije Universiteit in voormalig West-Berlijn, waar ze twee jaar van mijn studie erkenden. Dat betekende dat ik nog twee jaar moest studeren, met twee bijvakken. Ik koos archeologie en antropologie. Na mijn studie heb ik deelgenomen aan meerdere archeologische onderwateropgravingen in Marseille, op Corsica, in Israël en in Japan. Keramiek is me altijd blijven fascineren. Ik had tijdens mijn eerste Japan-reizen niet veel geld, maar wat ik had, besteedde ik daaraan. De kommen en kopjes die ik toen kocht, heb ik nog steeds in de kast staan.
In Nederland zochten ze aan de universiteit in Nijmegen iemand met mijn profiel. Ik ben daar gepromoveerd, heb aan verschillende universiteiten gedoceerd en onderzoek gedaan en daarna de overstap naar de nationale politie gemaakt. Maar keramiek en Japan bleven trekken, vandaar dat ik me inmiddels volledig richt op keramiek, waarvan de vormgeving en glazuren door Japan zijn geïnspireerd.’
Heb je niet stiekem overwogen om in Japan te gaan wonen?
‘Vaak! Ik heb het direct na mijn studie voor het eerst overwogen. Maar ik had geen rooie cent, en wilde promoveren. Dat was daar nog lastiger geweest. Ik heb daarna wel vaak gedacht om te verhuizen, maar mijn man had zijn werk en familie hier, en ik in Duitsland. Het kwam er niet van. Er was geen pushfactor om hier weg te gaan, en daar geen pullfactor in de vorm van een kans die het waard was alles hier achter te laten. Ik heb wel gekeken naar vacatures, maar die waren het niet waard om voor naar Japan te vertrekken. Op een gegeven moment was het goed zo. Ik ben hier blij, geniet van mijn liefde voor Japan. Als ik knorrig word omdat ik te weinig Japan heb gehad, reis ik er – onder normale omstandigheden natuurlijk – heen. Dan heb ik weer een paar weken dat ik me volledig kan uitleven, en dan is het ook fijn om hier weer terug te keren. Juist de afwisseling is erg prettig.’
Ik snap het volledig
‘Want op deze manier kunnen we van de leuke kanten van Japan genieten. We hoeven niet in veel te kleine huisjes te wonen voor heel veel geld, hoeven ons niet kapot te werken. Daar je boterham verdienen, lijkt me vreselijk moeilijk. En bovendien worden we niet voortdurend gevraagd of we wel met stokjes kunnen eten, krijgen niet voortdurend te horen dat we goed Japans spreken (maar niet heus). Beide situaties zijn ongetwijfeld zeer herkenbaar voor wie langere tijd in Japan doorbracht. Er écht bij horen, is lastig.’
En waarom heb je, ten slotte, besloten om dit allemaal vast te leggen in een boek?
‘Het is eigenlijk een uit de hand gelopen hobbyproject. Ik heb tijdens mijn fietsreis elke avond opgeschreven wat ik heb meegemaakt, wie ik heb gesproken. Een aantal jaar later vond ik het zonde om dat zo weggemoffeld te hebben in de kast. Ik besloot om er een verhaal van te maken, eerst voor mezelf, pas later bedacht ik dat het ook interessant voor anderen zou kunnen zijn. Dat gaf me het excuus om in bepaalde onderwerpen te duiken, zoals de Japanse invasie van Korea. Zo heb ik stukje voor stukje bepaalde onderwerpen uitgewerkt en uitgediept. Het werd meer en meer, ik besefte totaal niet dat het uit de hand liep. Uitgevers die ik sprak vroegen, volledig terecht, of het niet ietsje dunner mocht. Daarom heb ik herschreven en geschrapt, en vond ik de rode draad: de sporen van de oude reizigers in Japan. Ik ben heel benieuwd wat lezers ervan vinden!’
Terug naar Japan
Auteur: Anne Sey
Nederlands
Paperback
9789464240825
februari 2021
299 pagina’s
Wil je een exemplaar van Terug naar Japan winnen?
Anne droomt graag van pottenbakkersdorp Mashiko. We mochten van de uitgeverij een exemplaar van haar boek weggeven aan de persoon met de meest bijzondere reactie op de vraag: wat is jouw favoriete plek in Japan? Of als je nog niet geweest bent – waar zou je als eerste heen gaan? Het boek is inmiddels vergeven!
Mijn favoriete bestemming in Japan is de oude hoofdstad Nara: met haar eeuwenoude Tōdaiji tempelcomplex en honderden heilige herten die in het uitgestrekte park met vele schrijnen rond huppelen.. Een magische plek (vooral in de herfst met bonte kleuren), waar ik heel graag naar terug wil gaan!
Ik wil graag een exemplaar van Anne Sey’s boek ‘Terug naar Japan’ winnen.
Ik ben nog nooit in Japan geweest maar zodra het kan wil ik er een keer naar toe.
Mijn favoriete plek is nu Osaka omdat daar een IG-vriendin woont die via haar account (@starlightjj) dagelijks bericht over het leven in Japan. Zij is Australische van oorsprong en woont samen met haar dochter Ru, die een Japanse vader heeft. Zij is lerares op een lagere school en is helemaal bezeten van Japan en mij daarmee geïnfecteerd.
Door haar leer ik het dagelijkse leven in Japan, de natuur en cultuur beter en beter kennen. Ik grijp elke mogelijkheid aan om meer te weten te komen over Japan, zodat ik, zodra dit kan, op een dag met mijn eigen ogen Japan te ervaren!
Mijn favoriete plek in Japan was op Hatsukaichi- Miyajimacho.
Hier hebben mijn wij met onze drie kinderen urenlang in de hitte gelopen naar de top van de berg. Langs heeeeeel veel budha beeldjes met gebreide mutsjes. Het slangenpad 😆Wat waren we trots dat onze kinderen zo knap gelopen hebben! Wij hebben dit als gezin echt samen gedaan!
Sunita Berkman
Terug naar Japan, waar ik een paar jaar geleden al een keer mocht rondreizen. Met het openbaar vervoer reizen is in Japan een verademing. Schone treinen die op tijd vertrekken en op tijd aankomen. Geen getelefoneer in de coupe’s … Heerlijk!
Mijn favoriete plek zou zijn: een keer in de Shinkansen Hogesnelheidstrein mee reizen naast de bestuurder. Japan voorbij zien komen vanuit een voor de meeste stervelingen unieke positie. Ik weet dat dit een droom is en zal blijven. De hoge snelheid van de trein en de grote zorg om de veiligheid maken de unieke plaats van de bestuurder een absolute no-go plek. Maar dromen mag., ook in en over Japan.
We hebben inmiddels, samen met Anne Sey, een winnaar gekozen. Die krijgt daarover persoonlijk bericht! Dank voor jullie reacties!