Tadao Andō breidt het Kröller-Müller uit

Recentelijk berichtte de Volkskrant over de uitbreiding van één van Nederlands toonaangevende musea, het Kröller-Müller. De Japanse architect Tadao Andō mocht tekenen voor het ontwerp, een ondergrondse vleugel van maar liefst 12.000 vierkante meter. Onder de grond, omdat het omliggende beschermde natuurgebied niet verstoord mag worden. Andō deed dat al eerder in Japan zelf.

Tadao Andō is een architect van internationale naam en faam. Zijn eerste grote erkenning krijgt hij voor het ontwerp van Azuma House, dat in 1979 bekroond wordt met de jaarlijkse prijs van het Japanse architectuurinstituut. In dit kleine huis in een arbeiderswijk van Osaka, voltooid in 1976 en ook bekend als het Rowhouse in Sumiyoshi, introduceert Andō veel elementen van zijn latere werk: gladde betonnen muren, grote glaspartijen, overzichtelijke interieurs en een overzichtelijke patio die de bewoners in contact brengt met de natuur, die buitenshuis door de sterke verstedelijking van Japan in die jaren steeds moeilijker te vinden is.

Het Rokko Housing Complex in Kobe, uit 1983, borduurt voort op deze filosofie, om de verdwijnende natuur weer onder de aandacht te brengen van de bewoners. Het complex, dat in drie fasen verrijst op een helling van zestig graden in het Rokko gebergte, bevat openbare ruimten die toegankelijk zijn vanuit geïsoleerde privé-appartementen. Ook heeft elk appartement een terras met uitzicht op de haven van Kobe en de baai van Osaka.

In 1988 wordt op Hokkaidō de Church on the Water gebouwd, een kerk aan de rand van een kunstmatig meer. De kubusvormige betonnen kapel heeft één volledig glazen wand die volledig kan worden weggeschoven, zodat de aanwezigen in de kapel zich in het meer kunnen wanen.

Andō laat het niet bij één kerkgebouw; in 1989 wordt in Ōsaka de Church of Light gebouwd. Deze heeft de vorm van een rechthoekige betonnen doos, die onder een hoek van 15 graden doorsneden wordt door een vrijstaande muur om een scheiding tussen kapel en ingang aan te brengen. Achter het altaar zorgt een kruisvormige opening van helder glas in een betonnen muur voor licht in het interieur.

Voortbordurend op het waterthema realiseert Andō in 1991 De Watertemple, in Hyōgo, een boeddhistische tempel die is gebouwd onder een lotusvijver. De ingang van de tempel is een trap die de vijver doorsnijdt en naar de tempel beneden leidt.

Tadao Andō Architects & Associates

tadao andō

Tadao Andō, 安藤忠雄, (1941, Ōsaka) raakt geïnteresseerd in architectuur als hij een timmerman aan het werk ziet in de buurt waar hij als tiener woont. Ook krijgt hij op 15-jarige leeftijd een boek over de Franse modernistische architect Le Corbusier (1887–1965) in handen. Andō leest veel, maar blijkt een middelmatig scholier. Hij slaagt weliswaar voor zijn middelbare schoolexamens, maar kan vanwege geldgebrek niet naar de universiteit. Daarop besluit Andō dat hij door zelfstudie architect kan worden. Het lukt hem zelfs om de leerstof van vier jaar in één jaar tot zich te nemen. Intussen verdient Andō zijn brood met het maken van houten meubels, waardoor hij op 24-jarige leeftijd zeven maanden door de Verenigde Staten, Europa, Afrika en Azië kan reizen om kennis op te doen over zowel traditionele als moderne architectuur. Enkele jaren later, in 1969, richt Andō op 28-jarige leeftijd zijn eigen architectenbureau, “Tadao Andō Architects & Associates” op.

Andō’s ster rijst steeds verder; het vier verdiepingen tellende Japanse paviljoen wordt beschouwd als het meest indrukwekkende bouwwerk op de Expo ’92 in Sevilla, Spanje. Het paviljoen, een van de grootste houten gebouwen ter wereld, is 60 meter breed, 40 meter diep en op het hoogste punt 25 meter hoog. Ongeverfd hout, één van de meest traditionele bouwmaterialen in Japan, wordt afgewisseld met moderne elementen zoals een doorschijnend schermdak met tefloncoating. Hoewel het concept verschilt van Andō’s betonnen en glazen constructies, vertoont het paviljoen nog steeds zijn stijl door geen openingen aan de voorzijde te hebben, behalve een centrale doorgang die zon en wind vrij spel geeft tussen de twee vleugels.

Andō heeft tal van lezingen gegeven en architectuur gedoceerd aan Amerikaanse universiteiten als Yale, Columbia en Harvard. In 1995 zegt Andō tegen de Amerikaanse architectuurcritius Herbert Muschamp die de architect interviewt voor de New York Times, dat hij Japan “saai” vindt. Hij geeft de voorkeur aan de Verenigde Staten omdat Amerikanen worden aangemoedigd hun eigen dromen te hebben en na te jagen. In Japan, zegt hij, staan mensen zichzelf niet toe om te dromen. Andō’s Modern Art Museum van Fort Worth, Texas, dat 2002 werd geopend, belichaamt juist wel durf. Het gebouw bestaat uit drie lange paviljoens die lijken te drijven in een vijver. De glazen ruiten zorgen ervoor dat er zo min mogelijk een barriére tussen binnen en buiten bestaat en de bezoekers kunnen de bomen in het omliggende park goed gade slaan. Het succes van dit museum vestigt de architect als capabele ontwerper van musea, een soortgelijk ontwerp met drie paviljoenen wordt in 2002 voor het Hyōgō prefectural museum of art gebruikt.

In 2004 krijgt het Kunsthaus der Langen Foundation op het Museum Insel Hombroich in Neuss een aan het water gesitueerd paviljoen dat sterk doet denken aan de Church on the Water, met een paviljoen dat direct aan het water grenst en op het oppervlak reflecteert. De nieuwbouw van het Steinskulpturenmuseum der Fondation Kubach-Wilmsen dat in 2010 wordt voltooid krijgt op dezelfde manier een raam dat direct grenst aan het water. In de volgende jaren ontwerpt Andō een treinstation in Tahara, Aichi (2013), de verbouwing van de Bourse du Commerce in Parijs (2016-2019), tot kunstmuseum, Appartement 152 in New York (2017) en het hoofdkantoor van bouwbedrijf Weisenburger Bau in Karlsruhe (2020). In al deze ontwerpen maakt hij weer gebruik van glas, beton en geometrische vomen waarbij het licht en de beplanting van het omliggende terrein zo veel mogelijk door de gebruikers van het gebouw is waar te nemen.

Andō’s voorliefde voor beton is geïnspireerd door voorbeelden van Le Corbusier en Louis Kahn (1901-1974), twee belangrijke vertegenwoordigers van de internationale stijl. Functionaliteit, strakke vormen, moderne constructietechnieken en de afwezigheid van versieringen waren kenmerken van deze stijl. Andō voegt daar een beheersing van de natuur, het licht en de ruimte aan toe, om ze even tastbaar te maken als de muren. Hij zegt geïnteresseerd te zijn in een dialoog met de architectuur van het verleden, maar dat die moet worden gefilterd door zijn eigen visie en ervaring. Het beton waar Andō mee werkt is van hoge kwaliteit met een glanzende afwerking die wordt bereikt door te gieten in waterdichte bekistingen. Over het algemeen zijn er weinig of geen versieringen op zijn muren, behalve precieze en steeds veranderende vlekken van zonlicht en schaduw die voortdurend het verstrijken van de tijd benadrukken. Veel van zijn huizen en openbare gebouwen maken gebruik van grote hoeveelheden natuurlijk licht en bevatten vaak open binnenplaatsen. Deze ommuurde toevluchtsoorden geven zijn gebouwen een interne oriëntatie die de stedelijke chaos effectief buitensluit. De isolatie met open lucht stelt de bewoners van zijn gebouwen in staat om na te denken en hun relatie tot natuurlijke ritmes te observeren.

Andō en zijn vakgenoten

Kenzo Tange (1913-2005) is net als Andō beïnvloed door Le Corbusier en verwerkt in zijn vroege werken invloeden uit de Bauhaus architectuur en het werk van Walter Gropius. Tot zijn eerste opdrachten behoort het naoorlogse herinrichten van de stad, dat zijn gevoel voor praktisch nut in de architectuur aanscherpt. Tange was een van de belangrijkste voorstanders van de Japanse Metabolisme beweging en Brutalistische architectuur, die een radicale strakke vorm en functionaliteit propageert. Hij maakte vaak gebruik van blokachtige structuren waarin het beton zichtbaar is. Belangrijke werken van zijn hand zijn het Tokyo Metropolitan Government Office in Shinjuku, St. Mary’s Cathedral (ook wel Tokyo Cathedral genoemd) in Bunkyo Ward, en het Yoyogi National Gymnasium in Yoyogi Park.

Hiroshi Hara (1936) staat bekend om het station van Kyoto dat hij ontwierp. Het ontwerpconcept achter het gebouw is een geografische vallei, de hal is spelonkachtig en wordt aan elk uiteinde gevoed door bergachtige trappen. Mensen reizen van noord naar zuid door het gebouw. Ze reizen ook op en neer door het gebouw, naar de warenhuizen en naar het hotel aan de andere kant.

We schreven al eerder over Kengo Kuma en zijn missie om moderne architectuur die vaak verworden is tot het bouwen van objecten die eruit proberen te springen weer in harmonie te brengen met de omgeving. Kuma staat bekend om zijn luchtige structuren, en stelt dat “transparantie een kenmerk is van de Japanse architectuur; hij probeer zoveel mogelijk licht en natuurlijke materialen te gebruiken om een nieuw soort transparantie te krijgen. Kuma gebruikt meestal hout en glas om dit effect te bereiken, maar hij heeft ook ontwerpen van steen en staal gemaakt die hetzelfde effect beogen. Bijvoorbeeld in het Nezu Museum-gebouw in Aoyama. Andere ontwerpen van zijn hand zijn het Nieuwe Nationale Stadion  dat voor de Olympische Spelen van 2020 in Shinjuku werd gebouwd, het houten vakwerkgebouw van Sunny Hills in Aoyama, en het nieuwe gebouw van Starbucks Reserve Roastery, dat in 2019 werd geopend in Nakameguro.

Proeve van bekwaamheid: het Chichu Art museum

In 2018 heeft het Kröller-Müller Museum Tadao Andō een verkennende opdracht gegeven om te onderzoeken hoe en waar het gebouw uitgebreid kan worden met ongeveer 3.000 vierkante meter aan tentoonstellingsruimte. Daar was nog niet per se een ontwerpgunning aan verbonden. Voordat Tadao Andō de opdracht voor de uitbreiding van het Kröller-Müller kreeg, reisde een delegatie van het Kröller-Müller onder leiding van zakelijk directeur Frits de Vogel af naar Japan om Tadao’s ontwerp van het Chichu Art museum (2004) te bekijken; een ovaalvormig in de heuvels van het eiland Naoshima verzonken gebouw. Onder de grond dus.

Voor Andō zijn de mensen die het gebouw zouden gebruiken en de omgeving eromheen veel belangrijker dan het gebouw zelf. Het Chichu museum is dan ook vooral een grootschalig gemeenschapsvernieuwingsproject. De kern van het succes ligt in de sterke overtuiging dat de plaatselijke bevolking en de plaatselijke omgeving de bron moesten zijn van potentieel en creatieve kracht. Andō gelooft dat renovatie en revitalisering van bestaande gebouwen en het behoud van erfgoed veel belangrijker zijn dan het bouwen van volledig nieuwe ontwerpen. Omdat architectuur in zijn visie een uniek kruispunt is waar het verleden, het heden en de toekomst elkaar ontmoeten, probeert Andō oude gebouwen te transformeren tot plekken waar de geschiedenis en de toekomst elkaar ontmoeten. Deze filosofie lijkt goed aan te sluiten bij de wens van het Kröller-Müller om duurzaam uit te breiden en van de bestaande architectuur uit te gaan.

tadao andō
Chichu Art Museum – Tadao Andō

Dus dat belooft wat! Toch?

De filosofie van Andō congrueert naadloos met die van het museum op de Hoge Veluwe. Dat belooft wat! De Volkskrant echter publiceerde het voornemen van de samenwerking tussen Ando en het Kröller-Müller museum niet alleen vanwege de gezamenlijke duurzame beslissing om cultureel erfgoed, dieren en planten te sparen. Er bleek kritiek vanuit de zijde van de Nederlandse architectenwereld. Kritiek op de procedure en aarzeling op inhoud en vorm van het ontwerp.

Procedurele irritatie

Er is blijkbaar geen openbare aanbestedingsfase geweest waarin verschillende architectenbureaus een eigen ontwerp voor de nieuwbouw mochten inleveren. Oei! Het museum verdedigt zich door te stellen dat de nieuwbouw op zich een nieuw kúnstwerk zal zijn en daarom niet openbaar hoefde te worden aanbesteed.

Vorm volgt functie” is sinds het begin van de 20e eeuw een principe in de moderne architectuur (functionalisme) en industriële vormgeving, dat inhoudt dat het ontwerp van een bouwwerk of product voortvloeit uit of gebaseerd wordt op de beoogde functie of het uiteindelijk gebruik. Het Kröller-Müller lijkt het hier om te draaien: Functie volgt vorm: de beoogde uitbreiding is allereerst een kunstwerk en vervolgens ook een ruimte om kunstobjecten ten toon te stellen. De irritatie gaat over de procedure, niet over of het al of niet een Nederlandse architect moet zijn die een museum in Nederland uit zou moeten breiden.

Het ooit eerste (bakstenen) gebouw van het museum dat door het Nederlandse verzamelaars-echtpaar Helene Kröller-Müller en Anton Kröller is gesticht, werd ontworpen door de Belgische architect Henry van de Velde. Dichtbij, maar óók geen Nederlander. Vervolgens is het gebouwencomplex door de Nederlandse architect Wim Quist uitgebreid. Er waren toen in 1938 nog geen aanbestedingsregels. Indien een aanbestedingsprocedure wel gevolgd zou zijn, geldt ook als eerste uitgangspunt het het non-discriminatiebeginsel: overheden moeten bedrijven dezelfde kansen geven op opdrachten. Zonder te letten op het land waar ze vandaan komen.

Inhoudelijke aarzelingen

Een Japanse architect als Andō zou misschien niet aan kunnen sluiten bij de ontwerpen uit de Lage Landen? Architecte Marjolein van Eig stelt in een kritische blog op Architectenweb, dat één van Andō’s favoriete bouwmateralen, schoonbeton, erg vervuilend is en de nieuwbouw zal laten detoneren met de omgeving. Zij pleit voor gebouwen die sámen gaan met de natuur. Van Eig wil een gebouw dat CO2 op neemt in plaats van uit te stoten. Het is volgens haar de taak van een Rijksmuseum om hierin voorbeeldstellend te zijn.

Er zijn ook andere Japanse architecten die de natuur nadrukkelijk tot binnen in de gebouwen laten dringen. Thalia Verkade, Journalist, gespecialiseerd in mobiliteit en duurzaamheid is in de Correspondent enthousiast van architect Sou Fujimoto, die wonen in de stad helemaal anders durft te doen. “Bouwen kan nóg veel groener en spannender”. Het portfolio van architecte Moriko Kira, gevestigd in Amsterdam, toont een veelheid aan projecten door het hele Nederland.

Kiest Japan ook Nederlandse architecten?

Toch vraagt van Eig zich ook af waarom gekozen is voor een gevestigde naam, terwijl het in Nederland wemelt van de talenten. Kunst gaat wat haar betreft over eigenwijze mensen; over verrassende visies, over buiten de lijntjes kleuren, het experiment. Ze stelt dat het juist de taak van de kunstwereld en het Rijk is om op zoek te gaan naar nieuw talent uit Nederland. Hoe zit dat omgekeerd? Kiest Japan ook over de grens? Zijn westerse en meer specifiek Nederlandse architecten en archtectuur ook populair in Japan? 

tadao andō
Nexus World Housing – OMA

Een bekend voorbeeld is het centraal station van Tōkyō, dat is geïnspireerd op de bouwstijlen van het Rijksmuseum en het centraal station in Amsterdam van Pierre Cuypers, maar ook hedendaagse Nederlandse ontwerpen krijgen voet aan de grond in Japan. Eén van de bekendste hiervan, is het Nexus World Housing in het kashi-district van Fukuoka dat mede ontworpen is door OMA, het bureau van – een net als Andō eveneens zeer gevestigde – Rem Koolhaas. Het bestaat uit 24 individuele huizen van elk drie verdiepingen hoog, verdeeld over twee van elkaar gescheiden blokken. Elk huis heeft een eigen verticale binnenplaats die licht en ruimte in het centrum brengt. Ook hier was de belangrijkste vraag bij de gunning van dit project of het westerse ontwerp ingepast kon worden in het Japanse straatbeeld of dat er toch meer rekening moest worden gehouden met de omliggende Japanse architectuur.

Gaat het nu echt louter om de aanbestedingsregels of “hoort” een Nederlandse opdrachtgever een Nederlandse opdrachtnemer af te nemen? Als Andō een vergelijkbaar ontwerp weet te presenteren als voor het Chichu Art Museum zul je de herten en de wilde zwijnen niet horen klagen. Ook bovengronds is de architectuur van Andō verrassend, je hoeft er niet ver voor te vliegen naar Japan, Neuss ligt immers vlak over de grens tegenover Düsseldorf. Architectuur, Nederlands en Japans, in Japan en in Nederland, is spannend! In dit geval zelfs al voor dat er een schop de grond in gaat. Mocht Tadao Andō afhaken of mocht de procedure opnieuw moeten, hij heeft zijn sporen al ruimschoots verdiend, met krachtige ontwerpen gebaseerd op nog krachtiger ideeën.

Eén gedachte over “Tadao Andō breidt het Kröller-Müller uit

  1. Goed geschreven! Vind het juist wel te prijzen dat ze voor een Japanse architect gaan.
    Museum in Neuss is wel een aanrader, aantal jaar geleden ook geweest.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *