Otaku en animanga (2) – van metanarratief naar databaseconsumptie

De genoemde ommekeer in de relatie tussen otaku en animanga begon met de anime Neon Genesis Evangelion, die in 1995-1996 werd uitgezonden op de Japanse televisie. Controversieel in vele aspecten, met name door het einde, wordt Evangelion vaak beschreven als ‘de deconstructie van het mecha-genre’. Daardoor wordt het ook door velen gezien als het slotakkoord van het genre zoals dat sinds de jaren ‘70 immense populariteit kende.

Deze ‘deconstructie’ houdt in dat Evangelion begint zoals vele mecha-series: de aarde gaat gebukt onder een aanval van buitenaardse wezens, waardoor een speciale militaire eenheid er berijdbare robots op afstuurt. In plaats van het wekelijks vertellen over veldslagen van kosmische omvang, nam Evangelion al vrij gauw een onverwachte wending. De focus verschoof van de vechtende robots naar de personages erin – allen kinderen – en het team volwassenen erachter.

Nagenoeg elk personage kampte met psychologische problemen, wat de onderlinge relaties tussen de personages tot een fascinerend schouwspel maakte. Toen aan het einde van de serie het erop begon te lijken dat Evangelion alsnog een epische climax zou krijgen, ‘ontspoorde’ de vertelling en bestonden de laatste twee afleveringen uit een abstracte en existentiële verkenning van het bewustzijn van het hoofdpersonage. Dit was regisseur Hideki Anno’s ‘wraak’, zijn aanval op de otaku. Daar kom ik in een toekomstige blog nog op terug.

'Ayanami' door Chinmoku no Nantoka op pixiv.

‘Ayanami’ door Chinmoku no Nantoka op pixiv.

In ieder geval plaatste Evangelion de focus niet langer op het verhaal, maar op haar personages. Het gevolg hiervan is dat de interesse van otaku zichtbaar is verschoven van kwalitatief hoogstaande vertellingen naar aantrekkelijke personages, die zij vervolgens naar hartelust kunnen deconstrueren en, waar gewenst, via software zelf kunnen aanpassen. Otaku nemen nu een afbeelding van een personage (met name Rei Ayanami uit Evangelion genoot immense populariteit) en ‘deconstrueren’ deze door het toekennen van labels aan bepaalde aspecten, van haar ontwerp (‘blauw haar’, ‘plugsuit’) en houding (‘zittend’, ‘arm ondersteuning’) tot kenmerken van deze specifieke afbeelding (‘lage resolutie’ en ‘eenvoudige achtergrond’). Door deze deconstructies zijn inmiddels hele databases ontstaan, waarbij het label voor ‘blauw haar’ elke afbeelding van blauwharige personagres in de database laat zien.

Het opzoeken van personages in zulke databases is wat Hiroki Azuma ‘databaseconsumptie’ noemt in zijn boek Otaku: Japan’s Database Animals (2009 [2001]). Deze labels associeert hij met de term moe (vrij vertaald ‘cool’), de graadmeter van aantrekkingskracht van personages, waar ik al eerder over schreef. Otaku zijn door deze manier sneller verzadigd dan voorheen, omdat ze nu niet langer hele verhaallijnen hoeven te consumeren maar voor hen interessante personages eruit kunnen pikken. Azuma lijkt niet kapot van deze manier van manga lezen en anime kijken, aangezien hij otaku provocatief omschrijft als ‘database animals’.

Inmiddels heeft een groot deel van de animanga-producenten deze filosofie omarmd, gezien het feit dat zij deze ‘database animals’ voeren met series vol aantrekkelijke personages, flinterdunne verhaallijnen en suggestieve titels als Ore no Imouto ga Konna ni Kawaii Wake ga Nai (‘Mijn Zusje Kan Niet Zo Schattig Zijn’).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *