Onderdeel van de masteropleiding Japanese studies is een vol jaar studeren aan een universiteit in Japan zelf. Het biedt de unieke kans om jezelf onder te dompelen in de Japanse cultuur, taal en samenleving. Het is dé manier om je eerder geleerde taaltrainingen in de praktijk te brengen en door te ontwikkelen tot vloeiend Japans en het verkrijgen van verdiepend inzicht in de Japanse cultuur en samenleving. Het is de kroon op vier jaar ploeteren vooraf. Kennis en vaardigheden vergaren rond een bijzonder land, vier jaar uitleggen aan de omgeving – waaronder de ouders – waarom je in ’s hemelsnaam Japans studeert. Het is je van harte gegund, maar het blijft onbegrepen.
Een jaar is lang, niet zelden bezoeken ouders hun studerende zoon of dochter in Tokyo, Kyoto of Nagasaki. Om vast te houden, bij te praten. En om volledig overdonderd te raken door Japan. In onderstaande bijdrage verwoordt een van deze ouders haar ervaringen. Ook voor haar is Japan aan gegaan. Nipp-ON.
Thuiskomen na twee weken Japan, met gemengde gevoelens. De uren samen met onze 21-jarige zoon, die ons uitzwaaide op het station van Nagasaki, leken eindeloos. Als een biddende roofvogel stil hangend in de tijd, om zwevend onze weg te vervolgen. In een waas van tranen laat ik hem achter bij de hekjes naar het perron. Met de hogesnelheidstrein in een razende vaart op weg naar huis.
‘Vlucht’ naar Amsterdam-Schiphol. We hebben ruim 11 en half uur voor de boeg. Ik zit aan het raampje en geniet, donzige schapenwolkjes. En opeens de Fuji in vol ornaat. Wauw. Vanuit een immense hoogte van 12200 meter en een topsnelheid van 898 km/h naderen we millimeter voor millimeter onze bestemming. Het lijkt alsof we niet vooruit te branden zijn, maar ik vind het prima zo. Buiten is het volgens de monitor min 59 graden Celcius. Toch stroomt de warmte door me heen, als ik terugdenk aan de afgelopen tijd.
Japan, groots in nederigheid. Ik blijf in de wolken, letterlijk, zwerf in gedachten langs tempels, Boeddhabeelden, omringd door potjes honing en mokjes water als offers. ‘Gek op’ al die trappen die we beklommen om vervolgens te stuiten op een panorama van de stad, de schitterende oceaan. Turen in de verte. Minuscuul kleine auto’s, vrachtvervoer, voetballende jongeren op grote sportvelden, schepen in de haven, het groene vredesbeeld.
Een foto van een zwangere vrouw, dood. Getroffen door dè atoombom. Herdacht in een drukbezocht museum. De blik vanuit een kabelbaan op een nog levendige stad in de duisternis, vol lichtjes. En ik, op weg naar huis. Nog minstens 9 uur te gaan.
Wie had ooit gedacht dat ik, als huis-tuin-en-keuken-mus, met een massa mensen in alle rust in een Japanse miljoenenstad voor een zebrapad zou staan te wachten op het startsein, waarmee die hele meute zich in beweging zou zetten? Een knipperend voetgangerslicht met geluiden als van een koekoek of zeemeeuw. Ondertussen dromend rondkijkend en indrukken op me laten inwerken, geurende kersenbloesem, rustgevende Zentuinen, stenen en zand en verder niets. Ik prevel ‘konnichiwa’, in een mum van tijd zelfs vergezeld van een buiginkje, een nog onnatuurlijk zuinig oerhollands knikje.
Helluuuuuuuuup, ze fietsen gewoon kriskras op de stoep, flitsen tussen voetgangers door, zoeven ook langs mij. Dat kan ook niet anders. De wegen met linksrijdend verkeer worden overspoeld door auto’s. Er is geen veilig plekje meer voor dat handjevol ‘freewheelers’. Iedereen vindt het doodnormaal, wijkt op het goede moment om elkaar de ruimte te geven. Onvoorstelbaar. We huren een fiets en gaan het ook eens proberen. Onwennig, maar zo kom je nog eens ergens. Al is het openbaar vervoer erg goed geregeld. Trams rijden af en aan. Achter instappen en vóór eruit, bij de met microfoontje gedecoreerde, eindeloos groetende en buigende trambestuurder, terwijl ik mijn reisgeld rinkelend in een gat laat verdwijnen. De man achter het stuur, in uniform en met witte handschoenen, bedankt me.
‘Ohayõ gozaimasu’, goede morgen. Wakker worden in ons eigen bed. Zonder digitale camera honderden beelden opgeslagen in mijn grijze massa, borrelende lavabronnen met groene stikstofdampen, rotte-eierengeur. Mijn zoon als een luchtbel, die uiteen dreigt te spatten.
De meegenomen kleverige rijstmeelballetjes, mochi, houden me zoet. Rest me een zakje Japanse theepoeder, matcha, opgelost in heet water, een vleugje groene thee smakend naar zeewier, een intens genot. Druppels als vervlogen herinneringen. Nippend aan Japan, Nipp-ON.
9 april 2024