Kyūdō en Rio: weg van de boog

Terwijl deze zomer in Rio de Janeiro de beste boogschutters van de wereld met elkaar streden om olympisch goud, vond in Nederland tegelijkertijd een aantal seminars plaats waarbij eveneens de beste boogschutters van de wereld samen kwamen. Het verschil? In Rio draaide het om boogschieten, in Nederland om Kyūdō, de weg van de boog.

De boogschutters in Rio bedienden zich van een recurveboog, die zijn naam aan zijn uiterlijke vorm dankt. De werparmen van een recurveboog hebben uiteinden die van de boogschutter afbuigen (recurve). Bij deze bogen wordt vaak gebruikgemaakt van allerlei technische hulpmiddelen om zo nauwkeurig mogelijk te schieten. Zo kennen de recurvebogen specialistische vizieren, stabilisatiestangen, een pijloplegger: de pijl rust op een flexibele ‘draagarm’ van kunststof of metaal. Door een klicker te gebruiken – een metalen stripje van veerstaal – krijgt de schutter een hoorbaar signaal van de treklengte, waarna gelost kan worden. Naast de uitstekende stabilisatoren wordt de boog vaak ook uitgerust met limbsavers: rubberen schokdempers die op de werparmen geplaatst worden. En er zijn nog veel meer high-tech hulpmiddelen beschikbaar.

Wie de Weg van de Boog beoefent (in het Japans: Kyūdō) gebruikt een meer dan manslange boog met twee armen van ongelijke lengte. Vanaf de handgreep is de arm omhoog bijna twee keer zo lang als de arm naar beneden. Deze traditionele boog is gemaakt van twee lagen bamboe, gelamineerd met hardhout. De bogen zijn indrukwekkend in hun soberheid, en de grootste ter wereld.

In beide gevallen is concentratie het belangrijkste ingrediënt bij het hanteren van de boog. Sporters gebruiken deze concentratie om – letterlijk – hun doel te bereiken. Concentratie is voor hen het middel, maar bij Kyūdō het dóel. De bovengenoemde klicker zou bijvoorbeeld de rust verstoren.

Oorspronkelijk was Kyūdō een vereiste vaardigheid voor krijgers, die in de loop der tijd door zen-boeddhisme is gevormd tot een manier van bewegingsmeditatie. Die transitie is logisch: samurai-krijgskunst vereiste uitstekende beheersing en opperste concentratie. Met het aanbreken van de Edo-periode (1603 tot 1868) raakte de boog als wapen in onbruik. Enerzijds omdat er in die tijd niet tot nauwelijks gevochten werd, anderzijds omdat de haakbussen, de voorlopers van moderne geweren, hun intrede deden in Japan. Dankzij het boeddhisme zijn de traditionele bogen niet in de vergetelheid geraakt, en bestaat deze indrukwekkende traditie tot op de dag van vandaag voort.

Kyūdō kan vanaf zeer jonge leeftijd worden beoefend, en er is geen maximumleeftijd. Wie minder kracht in zijn of haar armen heeft, kan gebruik maken van een makkelijker te spannen boog. Beginnende Kyūdōka wordt verteld dat het raken van het doel geen doel op zich is. Dat maakt het fundamenteel anders dan andere vormen van boogschieten – maar dat wil niet zeggen dat de handelingen niet in dienst staan van een uiteindelijk gericht schot.

Kyūdō telt meerdere varianten, die allemaal uit veel verschillende technische handelingen en houdingen bestaan: hoe hoog de boog wordt gehouden, de stand van de vingers, hoe ver de arm is gedraaid: elk detail is van het grootste belang, omdat de kleinste afwijking voor een minder schot kan zorgen. Toch is het minstens zo belangrijk dat de Kyūdōka zich daardoor niet laat leiden. Eén van de bekendste uitspraken van Kyūdō-sensei (grootmeester) Kanjuro Shibata, bijna 50 jaar keizerlijk boogmaker, luidde: “teveel gedachten”. Het belangrijkste verschil tussen Kyūdō en andere vormen van boogschieten was, in zijn woorden, dat beoefenaars “niet hun stijl of techniek, maar hun geest verfijnden”. Door “lange oefening” wordt de “van nature in mensen aanwezige waardigheid” zichtbaar, aldus Shibata.

Kyūdō in Nederland:

Enshin dojo, Utrecht
Hunze dojo, Haren (bij Groningen)
Kyō Ren Kan dojo, Nuenen (bij Eindhoven)
Michi no Kai Engaku-An Kyudojo, Vijfhuizen (bij Amsterdam)
Mushin dojo, Leiden
Shudokan dojo, Heerenveen
Barako dojo, Gouda

In juli 2016 was Nederland gastland van het tienjarig jubileum van de Internationale Kyūdō Federatie (IKyF), dat in Amsterdam werd gevierd. Hare keizerlijke hoogheid prinses Hisako Takamado, weduwe van een neef van keizer Akihito, woonde als erevoorzitter van de IkyF het jubileum bij. Ook de Japanse ambassadeur in Nederland en tal van andere Nederlandse en Japanse hoogwaardigheidsbekleders waren aanwezig. Ruim 500 Kyūdōka uit 22 Europese landen namen deel aan een drietal seminars en examens. Het evenement werd georganiseerd door de Kyūdō Renmei Nederland, die zestig actieve leden telt, verdeeld over zeven verenigingen verspreid over Nederland. Wereldwijd zijn er 140.000 Kyūdōka, waarvan 3.500 in Europa. Kijk voor meer informatie over Kyūdō in Nederland op de website van Kyudo Renmei Nederland. Zie Kyudo.be voor info over Kyūdō in België.

Dat handboogschieten is uitgeroepen tot Olympische sport, en Kyūdō niet, is logisch: een sport waarbij een doelwit geraakt moet worden is eenvoudiger, sneller en bewezen onpartijdiger te beoordelen dan een sport waarbij goede techniek het hoogst haalbare is. Maar Olympisch of niet: zowel de schutters in Rio als de Kyūdōka in Nederland zijn weg van de boog.

Dit bericht werd geplaatst in Sport en getagd , , door Tom Omes . Bookmark de permalink .

Over Tom Omes

Tom is hoofdredacteur van Katern: Japan. Hij studeerde Talen en Culturen van Japan en Journalistiek én Nieuwe Media. Geïnteresseerd in de moderne geschiedenis van Japan, maar leeft niet alleen in het verleden: ook hedendaags Japan interesseert hem zeer.

2 gedachten over “Kyūdō en Rio: weg van de boog

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *