Toen ik in 1988 begon met de studie Japanse Taal & Cultuur, werd in Leiden voornamelijk onderzoek verricht naar traditionele onderwerpen als geschiedenis, literatuur, religie of economie. Tegenwoordig zijn ook populaire cultuuruitingen als manga, anime en J-pop in academische kring salonfähig geworden. Waar nog steeds relatief weinig onderzoek naar wordt gedaan, is het budō, ofwel de Japanse krijgskunsten.
Dat is eigenlijk best eigenaardig, als je beseft dat er is waarschijnlijk geen Japanse cultuuruiting is waar meer mensen mee in aanraking zijn gekomen. Volgens deze webpagina wordt er wereldwijd door 200 miljoen mensen een vorm van Japanse vechtkunst beoefend; aanzienlijk meer dan de complete bevolking van Japan bij elkaar! Mensen van alle culturen hebben zo in het Japans tot tien leren tellen en woorden als sensei, ‘meester’, en onegaishimasu, ‘graag’ of ‘alsjeblieft’, geleerd. Studenten die langer vol houden, zullen te maken krijgen met moeilijker concepten, zoals bijvoorbeeld rei (decorum), ma-ai (timing/afstand), kokyū (ademhaling) en zanshin (alertheid).
Gendai Budō
Vanaf de Meiji-periode (1868-1912) werden de traditionele strijdmethoden omgevormd tot sporten en vormen van zelfcultivering die we nu samenvatten onder de term gendai budō, ‘moderne budō’. Jigoro Kano stelde uit oude jujutsu-technieken het judo samen dat in 1964 de Olympische status kreeg. Uit verschillende traditionele kenjutsu (zwaard-)scholen werd het kendo gevormd dat nu een populaire universitaire sport is in Japan. Andere tradities als karate en aikido volgden een vergelijkbaar traject. Waar het militaristische Meiji-bestel sommige van deze sporten aanvankelijk nog beschouwde als een goed middel om een weerbaar volk te creëren, werden ze na de Tweede Wereldoorlog vooral beoefend als universiteitssporten of als methoden voor zelfontwikkeling. En het zijn vooral ook deze gendai budosporten die nu massaal in het Westen beoefend worden.
Kobudō ryūha
Veel minder bekend zijn de kobudō ryūha (oude scholen) die aan het gendai budo ten grondslag liggen. Dit zijn meestal kleine organisaties met een beperkt aantal leerlingen, die vaak al eeuwen lang hun kennis van klassieke strijdmethoden doorgeven. Sommige van deze scholen zijn gericht op één bepaald wapen, zoals het zwaard of de speer, terwijl anderen een uitgebreid curriculum onderwijzen van alle bekende middeleeuwse wapens, of zich juist helemaal toeleggen op het ongewapende gevecht. Overkoepelende organisaties zoals de Nihon Kobudō Kyōkai verzorgen jaarlijks demonstraties, die via het internet ook een kleine groep enthousiastelingen buiten Japan weten te inspireren.
Westerlingen die toegang krijgen tot een kobudō-school stappen hiermee meestal een zeer traditionele wereld binnen. De ryūha houden er vaak oude gebruiken op na. Soms moet je een keppan (bloedeed) afleggen, waarin je de belofte doet om de geheimen van de school niet aan derden prijs te geven. Graduering vindt meestal nog plaats door middel van documenten als kirigami of densho (gekalligrafeerde rollen) en omgangsvormen zijn onderhevig aan een strikte hiërarchie. De lesstof wordt aangeboden in de vorm van kata, ofwel vaste oefenpatronen, die door eindeloze herhaling ingesleten moeten worden.
De kobudō ryūha vormen zo een uniek venster op traditioneel Japan, maar inmiddels zijn ook deze oude instituten onderhevig aan de alom om zich heen grijpende vergrijzing. Jonge Japanners zien kobudō-training veelal als een anachronisme dat geen plaats meer heeft in hun moderne leven, waardoor ryūha die soms al sinds de Muromachi-tijd bestaan steeds meer moeite hebben om hun school in stand te houden. Hoewel de deuren van veel ryūha decennia lang voor ze gesloten bleven, worden buitenlanders inmiddels steeds vaker toegelaten tot de diepste geheimen en inmiddels is zelfs de sōke (familiehoofd-)titel van enkele scholen al in Amerikaanse of Europese handen overgegaan.
Dit jaar deed de Japanse overheid een verdere duit in het zakje door studiebeurzen en visa in het vooruitzicht te stellen voor mensen die in Japan de traditionele budovormen willen gaan beoefenen. De voorzitter van de Nihon Kobudō Kyōkai verkondigde hierbij dat hij “zeer vereerd zou zijn als meer buitenlanders naar Japan zouden komen om dit belangrijke deel van de traditionele Japanse cultuur te bestuderen en in stand te houden.”
Misschien kunnen we hier ook een klein steentje aan bijdragen door budō ook aan de Universiteit Leiden serieus te bestuderen!
18 mei 2021