Kijktip: ONI – Thunder God’s Tale

Een eeuwenoud bos, dat plaats dreigt te moeten maken voor een uitdijende stad? Een mythisch wezen dat in een boom woont? Een haast apocalyptische storm die een auto op een kustweg dreigt te verzwelgen? Animatieserie ONI – Thunder God’s Tale staat bol van de liefdevolle verwijzingen naar films van Studio Ghibli, maar vertelt tegelijkertijd een eigen, prachtig, verhaal.

ONI – Thunder God’s Tale draait om twee yōkai, Japanse bovennatuurlijke wezens: Naridon en Onari zijn vader en dochter, en woonachtig in een bos. Naridon draait het huishouden, Onari probeert te achterhalen wat haar unieke kracht is. Nodig ook, want het bos staat op het punt aangevallen te worden door oni, ofwel demonen. Dus is het zaak dat Onari leert hoe ze het bos kan beschermen. Naridon kan haar daarbij niet helpen, want hij praat nauwelijks en is sowieso niet heel erg communicatief. Gelukkig gaat ze naar school met andere yōkai. In haar klas zitten onder meer een Tanuki (wasbeerhond), een Kasa-obake (paraplumonster), en haar beste vriend Kappa, een soort kikker met een snavel. Hun leraar, en dorpsoudste, is een Tengu: half mens, half vogel. Hij heeft al zijn hoop gevestigd op Naridon, die de op handen zijnde oni-aanval moet helpen afslaan. Want Naridon kan het – naar verluidt – op commando laten onweren.

Dit had óók de synopsis van een gewelddadige anime-serie voor een volwassen publiek kunnen zijn, maar de makers van ONI – Thunder God’s Tale mikken op jongere kijkers. Dat ligt niet per se voor de hand, want Japanse folklore kan uitermate griezelig zijn. Al eerder schreven we over de vrouwe van sneeuw, de verschrikkelijke Yuki-onna. De Grieks-Britse Japanner Lafcadio Hearn werd eveneens wereldberoemd met zijn spookverhaal over de mujina, normale vrouwelijke gedaanten die, bij nadere inspectie, geen gezicht blijken te hebben. Gelukkig bestaan yōkai in allerlei soorten en maten: ze worden in Japan al sinds de 8e eeuw gebruikt als uitleg voor onverklaarbare verschijnselen. Dat kunnen slechte dingen zijn, maar ook goede.

Amerikaans-Japanse handen

Wanneer een Amerikaans bedrijf ‘aan de haal’ gaat met typisch Japanse materie, is enige scepsis wel op zijn plaats. Bijzonder aan Netflix zijn echter de samenwerkingen die het bedrijf over de hele wereld met lokale productiehuizen en regisseurs aangaat. The Makanai – Cooking for the Maiko House is een recent en prachtig bewijs dat die aanpak werkt. Voor ONI sloeg Netflix de handen ineen met Tonko House. Weliswaar óók Amerikaans, maar wel opgericht en geleid door Daisuke ‘Dice’ Tsutsumi, en Robert Kondo, twee Amerikanen met een Japanse achtergrond.

Tsutsumi en Kondo ontmoetten elkaar bij animatiestudio Pixar, waar ze als art directors aan verschillende films werkten. Bij Pixar kregen ze ook de tijd om aan hun eigen projecten te knutselen, wat in 2014 leidde tot de voor een Oscar genomineerde korte animatiefilm The Dam Keeper. De samenwerking beviel zo goed dat Tsutsumi en Kondo besloten hun eigen studio op te zetten.

ONI, met zijn specifieke Japanse setting, is bij Kondo, Tsutsumi en scenarist Mari Okada in goede handen. De yōkai kloppen: Tanuki zou zó voor een sushi-restaurant kunnen staan en het gezicht van Tengu is precies als de bekende houten maskers. Ook de omgevingen zijn herkenbaar Japans: van de met mos begroeide en met shimenawa omwikkelde bomen, tot de lantaarns, rode bruggen en shōtengai aan toe: je waant je als kijker echt in Japan. 

Een eigen smoel

oni

Dat komt óók doordat ONI geen computeranimatie is. Kondo en Tsutsumi werkten dan wel beiden bij Pixar, een studio die daar wereldberoemd mee werd, maar hebben er als art directors geen specifieke achtergrond in. Voor ONI viel hun keuze daarom op stop-motion, hier en daar ondersteund met CGI. Tonko House werkte samen met nog twee studio’s: Megalis, voor de computereffecten, en Dwarf Studio, een vooraanstaande Japanse stop-motion-animatiestudio. Deze combinatie geeft de personages en hun omgevingen een prettig, tastbaar gevoel.

Maar hoe kloppend Japans ook, de makers deinzen niet terug voor wat variatie en knipogen. Naridon is rood, gekleed in een tijgervel en heeft hoorns – normaliter de uiterlijke kenmerken van oni. Zijn broer Putaro is blauw, heeft een ringbaard en draagt oorbellen. Ook het ontwerp van Kappa is aangepast: kappa’s op oude tekeningen zijn behoorlijk eng, maar dit kikkervogeltje past beter bij een jonger publiek. Al valt Kappa, net als zijn pre-moderne griezelige voorgangers, flauw wanneer het plasje water op zijn hoofd verdwijnt.

Voor jong en oud

Dan rest de vraag: werkt ONI, net als veel Pixar-films, op twee niveaus? Voor ons moeilijk te beantwoorden – wij keken zonder kinderen – maar vermaakten ons uitstekend. Het verhaal wordt vloeiend en via slim geplaatste flashbacks verteld, en het einde is ontroerend prachtig. En wat betreft al die verwijzingen naar Ghibli-films: veel animators hebben Hayao Miyazaki hoog zitten, maar Tsutsumi mag hem (aangetrouwde) familie noemen. Zijn vrouw is een nichtje van de beroemde regisseur, én het meisje op wie Miyazaki Mei-chan uit My Neighbour Totoro baseerde.

ONI: Thunder God’s Tale is nu te streamen op Netflix.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *