Ken uw Tempel

Japan is (ook) een land van tempels en schrijnen. Wie aan Japan denkt, ziet ze onmiddellijk voor zich: houten gebouwen met een elegant gewelfd dak, in vermiljoen rood en zwart. Maar ze zijn er ook in andere kleuren, en niet één Japanse tempel of schrijn is hetzelfde. Alleen al Kyoto kent ruim 2000 heiligdommen. Elke stad, dorp of plaats van betekenis heeft er talloze, die zonder uitzondering zeer de moeite van een bezoek waard zijn. Om je tot rust te laten komen, om je te verwonderen over het ongelooflijk ambachtswerk, om verschillen te ontdekken in architectuur en om te leren zien welke plaats het gebedshuis inneemt in boeddhisme of shinto. Voor een wens of een gebed. Voor wie iets verder wil kijken bieden we een aantal aandachtspunten.

Leer te zien

Zoals in Nederland kerken van elkaar verschillen, zo doen tempels en schijnen dat ook. Aan de kerktoren is het dorp vanuit de verte herkenbaar, de Japanse tempel of schrijn geeft betekenis aan een stad of wijk. Neem even wat tijd en zoek bij deze gebouwen de juiste naam. De tempels verdienen deze oefening in geduld en het kan geen kwaad om deze belangrijke bezienswaardigheden bij naam te kennen.

  • Japanse tempel
  • Japanse tempel
  • Japanse tempel
  • Japanse tempel
  • Japanse tempel
  • Ginkaku-ji
    Kyoto

  • Kinkaku-ji
    Kyoto

  • Senso-ji
    Tokyo

  • Todai-ji
    Nara

  • Kaminarimon
    Tokyo

  • Kijomizu-dera
    Kyoto

  • Niomon
    Kyoto

  • Toshogu
    Nikko

Religieuze architectuur

Japan is één groot openluchtmuseum. De traditionele Japanse architectuur wordt gekoesterd en levend gehouden door de dagelijkse zorg voor al die tempels en schrijnen die het land rijk is. De geschiedenis van de Japanse architectuur wordt met name in beeld gebracht door de vaak eeuwenoude tempels en schrijnen. Niet voor niets: aan deze gebouwen werd de meeste aandacht besteed. Tempels moesten als symbool voor een nieuwe religie immers imponeren, de erin bewaarde schatten beschermen, grote hoeveelheden mensen kunnen bergen. Tempels hebben in Japan ook vaak een kloosterfunctie en bestaan dus ook uit gebedshallen, slaapverblijven en administratieve gebouwen. Tempels moesten steeds groter worden, steeds betere draagconstructies voor het ook groter wordende dak hebben, bestand zijn tegen zware slagregens en liefst – maar vaak tevergeefs – een fikse brand kunnen overleven.

De architectuur van de Japanse tempel werd samen met het boeddhisme geïmporteerd via Korea uit China en Tibet. Vanaf de zesde eeuw werden Koreaanse ambachtslieden ‘ingevlogen’ om tempels naar het voorbeeld van het vasteland te bouwen. Ook toen al werd er gestreefd naar de volmaakte kopie van het uit China en Korea afkomstige voorbeeld. Maar ook toen al werden aanpassingen gedaan ter verbetering van het origineel. De aanpassingen hadden te maken met smaakverschillen en esthethiek, met voorliefde voor en het voorradig zijn van houtsoorten, maar vooral ook met het aanzienlijk vochtiger en regenachtiger klimaat. Een dak mag in Japan bijvoorbeeld graag een groter overhang hebben zodat bezoeker en pijlers beter droog blijven. Het aanvankelijk boeddhisme werd met name beleden door de elite, pas veel later werd deze levensovertuiging ook omarmd door krijgers, handelaren, vissers en boeren. Gedurende deze elitaire periode werden sekten binnen het boeddhisme opgericht door monniken-met-een-missie. Zij wisten zich beschermd door de lokale adel – de daimyo – en naderhand militaire regering. De daimyo koketteerden met hun eigen monnik en staken goed geld in het laten bouwen van al maar indrukwekkender en vernuftiger bouwwerken. Zij staken elkaar de loef af met een – woooow – rond gewelfd dak, een drie of zelfs – aaaahhh – vijf verdiepingen tellende pagode.

De boeren hadden ondertussen meer op met hun eigen set aan gedachten, vrees en dankzeggingen aan shinto, de oorspronkelijke godsdienst, waarbij alles in hun wereld, dieren, bergen, bomen van goddelijke natuur is. Boerenslimmigheid gaf hen in dat voor een gegarandeerde rijstoogst of flinke visvangst beter de kami, de goden, van de berg, het weer of de zee konden worden aangeroepen dan de relieken van een overleden monnik in een stupa. Nog meer slimmigheid van de kant van de bevolking zorgde er voor dat shinto kami én boeddhisme werden genut voor de oogst. Én-én. Baat het niet schaadt het niet, toch? De boeddhistische geestelijkheid wist eveneens sluw in te spelen op deze opportunistische gedachten: lokale godheden werden getolereerd en zelfs geïncorporeerd/omgevormd binnen het boeddhistisch pantheon. Zo ook veel van de shinto-rituelen en gebruiken. Vergelijk het met de kerstboom in de christelijke traditie, met Sint Nicolaas als ‘bekeerde’ Germaanse god.

Shinto-stijlelementen werden aldus gebruikt in tempelcomplexen en omgekeerd werden boeddhistische constructies toegevoegd aan de schrijn. Zo kregen veel van de boeddhistische tempels een torii, de bekende rode gestileerde toegangspoort. Veel shinto-complexen werden ook gerust voorzien van een boeddhistische mon of poortgebouw. Eeuwenlang werden de complexen ook voor beide religies of inzichten gebruikt en was het normaal dat een boeddhistische tempel gebouwd werd naast een shinto-heiligdom, of dat een shinto-heiligdom boeddhistische sub-tempels bevatte. Pas tijdens de Meiji-restauratie (vanaf 1868) werden boeddhisme en shinto bij wet van elkaar gescheiden. Omdat de traditioneel Japanse architectuur tot dat jaar eeuwenlang door zowel boeddhistische tempels als shinto-heiligdommen gedeeld werd, valt aan het gebouw of complex niet onmiddellijk af te lezen of het een tempel of een schrijn betreft. De handhaving van de bovengenoemde shinbutsu bunri-wet (‘de scheiding van kami en boeddha’) heeft heel wat cultureel erfgoed geschaad, doordat elementen en objecten van de ‘andere club’ verplicht moesten worden afgebroken. Vandaag – ruim 150 jaar later – heeft niemand er gelukkig meer een probleem mee dat beide religies weer dooreen lopen en naast elkaar vertegenwoordigd zijn.

Kenmerken van de Japanse tempel en schrijn

Het doet er ook niet toe. Tempels en schrijnen zijn plaatsen van rituelen en rust, voor gebed, voor troost en voor hoop. Het maakt niet wezenlijk uit of je daar een inari vos voor nodig hebt, of je je wensen wilt richten tot een boddhisattva als Jizo of Kannon, de boeddha zelf, een boom of lege muur als focus neemt. Intentie telt. Het moment van stilstaan.

Uit cultuurhistorische overwegingen vermelden we hier een aantal kenmerken die tot het shinto-gedachtegoed behoren en kenmerken waaraan af te lezen valt dat we ons in een boeddhistische tempel bevinden.

Shinto

Boeddhisme

Japanse tempel Japanse tempel
De torii is de gestileerde poort die meestal toegang verschaft tot een shinto-heiligdom. De basisconstructie van een torii bestaat uit twee verticale balken met twee horizontale balken bovenop. De torii wordt gezien als de overgang van de ‘gewone’ wereld naar het heilige. Traditionele torii worden gemaakt van hout. Ze blijven onversierd of worden vooral vermiljoen rood en zwart geschilderd. Tegenwoordig vindt men ook torii in staal, steen en cement. De rijk versierde toegangspoort – mon – met de twee tempelwachters – nio – aan weerszijden van de doorgang. Tempelwachters staan bij de ingang van een tempel om het kwaad tegen te houden. De open en gesloten monden van het duo staan voor ah en un, het eerste en laatste teken van een sanskriet-variant: ze symboliseren alle klanken en geschriften, en daarmee alle kennis. De meest bekende mon is waarschijnlijk de Kaminari-mon (de Donderpoort) die de toegang verschaft tot Senso-ji in Asakusa. Die met die enorme lampion!
Kami worden niet afgebeeld, ofschoon de inari, de vos, een uitzondering is. Beelden wijzen op een boeddhistische historie.
Kannabi zijn stukken land grenzend aan het heiligdom waar de goden verblijven. Zij hebben geen pagode nodig, een stuk bos of een berg is genoeg. Een pagode is een boeddhistische constructie. Ze zijn een verfijnde doorontwikkeling van de stupa, een aarden heuvel waarin een reliek wordt bewaard.
Een shōrō of overdekte klokkenstoel. De grote bel wordt met een boomstam onder meer geluid tijdens de hatsumode-rituelen van het nieuwe jaar.
Iwakura zijn enkele rotsblokken waarmee ishigami (steengoden) worden uitgenodigd om veel en vaak aanwezig te zijn in het heiligdom. Een karesansui of rotstuin. De grote ‘droge landschappen’ worden met name aangelegd en onderhouden in het zen-boeddhisme.
De Honden vormt het hart van een shintocomplex en steekt vaak een stukje boven de overige gebouwen uit. De honden is afgeschermd voor buitenstaanders door een eigen ceremonieel hek. de Honden bevat de goshintai – het eerbiedwaardige lichaam van de kami. Dit kan bijvoorbeeld een rots zijn, maar meestal is de goshintai een spiegel. De Hondō of Butsuden is de hal voor de boeddha en in het complex de belangrijkste hal. Vaak is er echter toch ook een Chinjusha, een kleinere schrijn ten behoeve van de shintogodheid die in de betreffende tempel als beschermengel waakt over de boeddha.

Tempelcomplex

Een Japanse tempel of schrijn bestaat meestentijds uit meerdere gebouwen, elk met een eigen functie. Hieronder tonen we een basale lay-out voor – in dit geval – een shintoschrijn.

  1. Torii – shinto toegangspoort
  2. Stenen treden
  3. Sandō – toegangsweg naar de schrijn.
  4. Chōzuya of temizuya – waterbron om handen en gezicht ritueel te reiningen
  5. Tōrō – stenen of houten lantaarns
  6. Kaguraden – gebouw voor het opvoeren van Noh-theater of Kagura dansen
  7. Shamusho – administratief kantoor
  8. Ema – houten gebeds- of wensplankjes
  9. Sessha/massha – subschrijnen of -tempels
  10. Komainu – de leeuw-honden die over de schrijn waken
  11. Haiden – gebedshal
  12. Tamagaki – ceremonieel hek om de grote hal
  13. Honden – het belangrijkste of hoofdgebouw, als woonplaats voor de kami.

Namelijk dus

Aan de naam van een Japanse tempel of schrijn valt ook vaak af te lezen of deze boeddhistisch of eerder shinto-gerelateerd is. De formele naam van een complex is meestal opgebouwd uit drie delen. De eerste is de sangō (of bergnaam), dan volgt de ingō (de boeddhistische kloosternaam) en tenslotte de san’in-jigō (de naam van de tempel). De eerste twee worden minder vaak gebruikt als de laatste jigō, maar voorbeelden zijn de Narita-san in Narita en de Kita-in in Kawagoe. Ji is het naamwoord voor boeddhistische tempel en we treffen dit vaak achter de naam van de tempel: Senso-ji, Todai-ji. (Uitspraak-)varianten hierop zijn dera en tera, als in Kiyomizu-dera of Hase-dera.
shinto-heiligdommen zijn in het Japans Jinja. Oorspronkelijk waren de kami nomaden, maar toen ze zich permanent vestigden werden ook permanente heiligdommen gebouwd. Deze vaste jinja worden ook shaden genoemd.De Fushimi inari taisha heeft dat sha in haar naam: Dai Sha, ‘grote schrijn’. Deze heeft overigens ook, en minder bekend, een san-naam: Oinari-san. Dan zijn er nog schrijnen met het achtervoegsel gū, ten teken dat deze heiligdommen gerelateerd zijn aan het keizerlijk huis of aan het voormalig shogunaat. Voorbeelden zijn de Ise Jingū en Tosho-gū in Nikko.

Leer te genieten

Tempels en schrijnen verschillen dus volop in vorm, maar niet in functie. De verschillen zijn voor de liefhebber. Er is nog veel meer te vertellen over de Japanse religieuze architectuur. Hieronder geven we een aantal bruikbare bronnen weer die veel gedetailleerder ingaan op religie en architectuur. We hoeven hier niet volledig te zijn: de grootste bedoeling van de tempels en schrijnen – en daarmee van dit artikel – is om ze te genieten. Daarbij kan het herkennen van verschillen enigszins helpen. Belangrijker echter is het genieten. Genieten, bewonderen en verwonderen, wensen, meedoen. De grootste vijand van de schrijn is het fototoestel. De miko of schrijnhoeders verwachten dan ook dat er niet geflitst wordt. En wat hebben ze gelijk: wie druk is met zijn compositie of zijn selfie vergeet al snel te genieten in het moment. Onlangs lazen we een ingezonden reactie op een van de travelsites waarin een meneer zijn gram haalde over het feit dat zoveel tempels tegelijkertijd in de steigers stonden vanwege restauraties of reparaties. Of dat niet anders kon. Gefaseerder, na elkaar. De man was echt een beetje boos. Arme man: Het tempelbezoek bracht hem niet waarvoor ze werden opgericht.

Meer informatie

  • Boeddha’s en kami : de ontwikkeling van de Japanse religie
    H. van der Veere (Universiteit Leiden), – Salomé, 2003
  • What is Japanese Architecture? a survey of traditional Japanese architecture
    Kazuo Nishi, Kazuo Hozumi, – Kodansha, 1983
  • Buddhist temples in Japan – Wikipedia
  • Shintoïsme – Wikipedia
  • Encyclopedia of Shinto. – Inoue Nobutaka,
    Kokugakuin University, 2005-

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *