Houtblokdrukken spreken tot de verbeelding. In Japan en daarbuiten worden ze zeer gewaardeerd en beschouwd als dé karakteristieke vensters op Japan. Na een grote ‘golf’ van zogenoemde Ukiyo-e tussen 1600 en ongeveer 1850 keerde het tij en nam de belangstelling af. Het genre kreeg echter in de vorige eeuw een fantastische opleving door de Shin Hanga-kunstenaars, die deze ‘nieuwe prenten’ ontwierpen en afdrukten. Karhu was een van die nieuwe prentenmakers, maar – u hoort het al – was geen Japanner.
Clifton Karhu (1927-2007 en Fins voor beer) was een Amerikaan, geboren in Duluth, Minnesota. Als militair was hij vlak na de oorlog gestationeerd in Sasebo, een marinehaven aangelegd tussen Nagasaki en Fukuoka. Karhu diende hier van 1946 tot 1948 en zal daar niet perse geïntrigeerd geraakt zijn door de schoonheid van Japanse architectuur. De wereld was daar immers plat. Terug in Amerika besloot hij het geweer in te leveren en te verruilen voor de kwast. De kunstacademie in Minneapolis leidde hem in de schone kunsten in. Blijkbaar had Japan toch wel wat met hem gedaan, want in 1952 keerde hij terug. Ditmaal niet als soldaat, maar als zendeling voor de Lutherse kerk. Motto: “Gods werk, mijn handen”. Hij verkocht bijbels van deur tot deur. Althans, dat probeerde hij – ook in Japan wordt niet aan de deur gekocht als het gaat om dit soort zaken. Bovendien hoort bij de Lutherse bijbel als package-deal de verplichte doop. Daar werd men niet bepaald warm van, en vroeger in Japan zelfs heftig om vervolgd. Dat werd niets.
In de ban van houtsnedes
In 1958 werden de boeken figuurlijk verbrand, de reizen beëindigd en besloot hij zich te vestigen in Gifu-ken met een nieuw en beter motto: “We zien wel”. Hij nam het penseel op en legde Japan vast in olieverf en aquarel. Niet onverdienstelijk, zo vond men. In 1963 werd echter naar Kyoto verhuisd en raakte de beer in de ban van de houtsnedes. In 1964 werd al een eerste tentoonstelling geopend met werk van zijn hand.
Karhu had letterlijk alles in eigen hand. Hij koos zijn onderwerp, bepaalde zijn compositie, maakte het ontwerp, én sneed de benodigde blokken zelf. Hij drukte ook zelf, in bescheiden oplagen van ongeveer 100 per prent. Dat volkomen proces is redelijk uniek: traditionele Ukiyo-e werden weliswaar ontworpen door grote kunstenaars, maar werden veelal niet door hen zelf gesneden. Daar was een leger van vooral anonieme ambachtslieden voor. Het papieren ontwerp van de artiest werd op een gladgeschuurd houtblok geplakt, waarna door vaklieden eerst de grove vorm werd uitgesneden en later de details werden uitgewerkt. Voor een prent zijn meerdere blokken nodig die exact over elkaar passen: een blok voor elke kleur. Bij het drukken zelf speelde de drukker de hoofdrol om egale vlakken te produceren, verschillende kleuren in elkaar te laten overlopen en om te zorgen dat alle lijnen goed op elkaar pasten.
Klare lijn
De tweede generatie houtsnedes kenmerkt zich vooral door de klare lijn. Deze Shin Hanga was een grafische beweging in vroeg 20e eeuws Japan, gedurende de Taishō en Shōwa periode. De traditionele Ukiyo-e werd op een eigentijdse manier nieuw leven ingeblazen door Kawase Hasui, Hiroshi Yoshida en onder meer Koson: meesters in hun vak. Zij en al die andere prentkunstenaars ‘verdienen een stoel in de hemel’. Clifton Karhu gaat echter nog een stapje verder: hij maakt de lijnen vet.
Zijn prenten portretteren de Japanse architectuur. We zien uitsnedes van een tempel of traditioneel huis. Fragmenten van een straat of een tuin. Zelden het hele gebouw. Daarbij worden de constructies teruggebracht tot patronen van zware lijnen. De Japanners zelf waren in hun vormgeving al meester in het terugdringen van overbodige tierlantijnen, en Karhu wist dat te waarderen en nog verder toe te passen. De kunst van het weglaten.
Soberheid
Die soberheid, gecombineerd met melancholieke kleurstellingen werden zijn handelsmerk. Of de vette lijnen een bewuste keuze zijn, of wellicht een consequentie van zijn autodidactschap op het gebied van snijden? Houtblokken snijden is immers een vak. Hokusai en Hiroshige lieten het niet voor niets aan de toptechnici van die tijd over. Ze hadden ze wel een naam mogen geven, maar erkenden in ieder geval dat houtsnijden een vak apart is.
De vraag is niet te beantwoorden, want Clifton Karhu overleed in 2007. En ook niet belangrijk, want hij liet een omvangrijk oeuvre na in een volstrekt eigen stijl, die zeer wordt gewaardeerd. Kyoto’s Higashiyama staat er prachtig op. Japan vindt het mooi en Luther waarschijnlijk ook. Japan moet je volgen, niet overtuigen. Niet gek voor een soldaat.