De inhaalslag van Japan in Afrika

Begin juni vond in Japan de Tokyo International Conference on African Development plaats. Tijdens deze conferentie, die de Japanse regering elke vijf jaar organiseert, beloofde premier Shinzo Abe de aanwezige 50 Afrikaanse landen dat Japan de komende vijf jaar 24,5 miljard euro in het Afrikaanse continent gaat investeren. Zo probeert Abe een inhaalbeweging te maken in de concurrentiestrijd om invloed in Afrika met China, dat er al prominent aanwezig is.

De Japanse regering organiseert al sinds 1993 de Tokyo International Conference on African Development, de grootste conferentie over ontwikkelingssamenwerking buiten het Afrikaanse continent. Dit jaar vond de conferentie plaats van 1 tot 3 juni, en namen er 50 Afrikaanse landen deel. Premier Abe opende de conferentie met de belofte om de komende 5 jaar 24,5 miljard euro te investeren in Afrika. De Japanse regering zal 11 miljard euro investeren; het Japanse bedrijfsleven draagt de rest bij. Met dit geld wil de regering de infrastructuur in Afrikaanse landen verbeteren, en investeren in onderwijs, landbouw, energieprojecten, en waterzuiveringsinstallaties. Ook de exploitatie van grondstoffen kent daarbij prioriteit.

Abe’s aankondiging is een voorbode van een inhaalbeweging voor Japan in Afrika. Sinds het eind van het groeitijdperk begin jaren ’90 loopt de Japanse regering achter de ontwikkelingen in Afrikaanse landen aan. In de afgelopen 20 jaar is China uitgegroeid tot de meeste prominente hulpgever en handelspartner in Afrika. In tegenstelling tot het afwachtende Japan, dat nog maar 385 miljoen euro in Afrika geïnvesteerd heeft, heeft China bijvoorbeeld al 1,1 miljard euro bijgedragen. Verder wonen er ongeveer 820.000 Chinezen in Afrikaanse landen, en maar 8.000 Japanners. China heeft 49 ambassades, Japan maar 32. Japan loopt dus achter in Afrika in vergelijking met China, en daarom wil Abe een inhaalbeweging maken. Zo gaat hij de concurrentiestrijd met China aan.

En niet alleen met China: ook landen als Zuid-Korea, Turkije, en India hebben de laatste jaren hun banden met verschillende Afrikaanse landen aangehaald, en blijken dus concurrenten voor Japan. Zuid-Korea wilde zijn ontwikkelingshulp aan het Afrikaanse continent verdubbelen tussen 2008 en 2012, terwijl India de komende 3 jaar 3,8 miljard euro aan leningen toegezegd heeft. Verder drijven de landen al bijna net zoveel of zelfs meer handel met Afrika dan Japan. De handel van Japan zit nu op 19 miljard euro, Zuid-Korea op 11 miljard euro, Turkije op 15 miljard euro, en India op 26 miljard euro. Dit soort cijfers onderstrepen maar weer dat Abe’s inhaalbeweging erg belangrijk is voor Japan: het is zijn resterende invloed in Afrika aan het verliezen.

De investeringen van de Japanse regering draaien echter niet alleen om het heropbouwen van politieke invloed, maar ook om het bemachtigen van grondstoffen. Sinds de nucleaire ramp in Fukushima van maart 2011 is nucleaire energie erg omstreden in Japan. Door de vele protesten tegen de kerncentrales, moet de Japanse overheid terugvallen op energiebronnen als olie, gas, of vloeibaar aardgas (LNG). Deze zijn in Japan niet aanwezig, waardoor de overheid ze uit het buitenland moet importeren. Verder wil Japan minder afhankelijk worden van de import van zeldzame aardmetalen uit China, mede door het uit Afrika importeren van deze metalen. Abe’s plannen kunnen helpen om deze grondstoffen te bemachtigen, aangezien ze in Afrika ruim voorhanden zijn.

Het is wel afwachten of de Afrikaanse landen op deze nieuwe bron van investeringen zitten te wachten: China is momenteel een veel interessantere donateur, omdat het minder voorwaarden aan financiële steun stelt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *