Japanners zijn meesters op de kleine ruimte. Dat zie je nog het best in de steden – elke vierkante kilometer in Tokyo wordt door 6224 inwoners gedeeld – maar de ruimte op het platteland is zeker ook niet oneindig: het land is uitgestrekt, maar bestaat voor ruim 70 procent uit rots en andere moeilijk bewoonbare ondergrond. In Japan wordt daarom al eeuwenlang gesleuteld en geschaafd aan de ultieme miniwoning.
Enerzijds is dat noodgedwongen: door ruimtegebrek en alle problemen die dat met zich meebrengt is Japanse grond peperduur. Maar daarnaast is het ook een behoefte of zelfs ideaal. Al aan het begin van de 13e eeuw schreef de boeddhistische monnik en dichter Kamo no Chomei het essay hōjōki: ‘verslag van [leven op] één tatami-mat’. Hij begon zijn leven een stuk ruimer, namelijk als muzikant aan het hof in Kyoto, maar trok op latere leeftijd de bergen in en was ondersteboven van het genot van wonen op een klein oppervlak. Er is ook een veelgebruikt Japans gezegde dat aan die state-of-mind refereert: tatte hanjō, nete ichijō, oftewel ‘een halve mat om te staan, een hele mat om op te liggen [is voldoende]’.
Nu is er in modern Japan geen huis dat zó klein is. Op de cabines in capsule-hotels na dan, maar die zijn niet bedoeld om langere tijd in te wonen (al gebeurt het soms wel). Eenkamerappartementen zijn er wel enorm veel, en dan meestal niet van het multifunctionele en peperdure soort waarbij een bed kan worden opgeklapt om ruimte te maken voor een eettafel en flatscreentelevisie, maar gewoon zes tatami-matten waarop een futon kan worden uitgespreid en met wat geluk nog net een kotatsu naast past. Bij dat soort woningen gebeurt het koken en soms ook douchen in gedeelde ruimtes. Maar voor die manier van wonen hoef je niet per se naar Japan.
Kyosho Jutaku
Waar je wél voor naar Japan moet, zijn kyosho jutaku: miniwoningen. Deze wonderlijke huisjes zijn mogelijk door het gebrek aan wetgeving over stads- of dorpsaanzicht. Want zoals we eerder al bespraken zijn er in Japan relatief weinig eisen waaraan bouwwerken moeten voldoen. Ze moeten, in verband met brand- en instortingsgevaar na een aardbeving, vrij staan van aangrenzende huizen en die ook niet te veel zon ontnemen – maar dat is het dan ook. De vaak toch al niet zo ruime percelen worden daardoor nog kleiner en vanwege hun hoge prijs zelfs in kleinere stukken opgedeeld. Maar: het betekent ook dat architecten vrij spel hebben, en dat levert bouwwerken op waar ze in België nog een puntje aan kunnen zuigen.
Neem bijvoorbeeld dit extreem smalle huis in Tokyo, dat nergens breder is dan 183 centimeter. Zoals op de foto’s te zien is het resultaat alleraardigst, tot je bedenkt dat de gemiddelde Japanse man, die in 2013 170,7 centimeter lang was, er maar net in de breedte in zou kunnen liggen. Bovendien is het huis ingeklemd tussen twee hoge panden en wel erg donker. Wie last heeft van claustrofobie zoekt beter even verder en vindt bijvoorbeeld het Lucky Drops House, dat het qua breedte nog steeds niet wint, maar qua lichtinval zeker wel. En wat dacht je van het prefab-minihuis van Muji?
Zo zijn er nog veel meer schitterende voorbeelden te vinden, on- maar ook offline. Schrijfster en architecte Naomi Pollock reisde enkele jaren geleden van Hokkaido naar Okinawa, fotografeerde en beschreef de mooiste voorbeelden en bundelde ze in haar boek Jutaku: Japanese Houses. Wie het doorbladert ziet dat geen materiaalsoort wordt geschuwd, al is versterkt beton wel een veelvoorkomende optie: architecten houden van de vrijheid die het hen biedt, terwijl bewoners zich gerustgesteld voelen door de aardbevingsbestendigheid én geluiddempende werking van het materiaal.
Wie woont er?
Dan is nog de vraag: voor wie is dit soort woningen interessant? In ieder geval niet voor gezinnen, daarvoor zijn ze meestal veel te klein. Door de beperkte ruimte kennen veel verdiepingen maar één of hooguit twee functies. Hoe charmant dat er misschien ook uit mag zien, het is niet makkelijk om met kleine kinderen voortdurend trappen op en af te moeten. In de minihuisjes vind je daarom vooral het Japanse equivalent van wat wij yuppen noemen: kinderloze stellen. Zij beschouwen de minihuizen vaak ook als een statement, een uiting van persoonlijke smaak. Dat is iets wat door de jongere generaties Japanners steeds belangrijker wordt gevonden – maar waar in de Japanse groepscultuur niet altijd evenveel ruimte of begrip voor is.
Het is wel cruciaal dat beide echtelieden/partners beschikken over een goedbetaalde baan. Want, zoals gezegd, grond is duur en de architecten die elkaar en zichzelf voortdurend willen overtreffen werken ook zeker niet gratis. Maar dat is volledig terecht: ze zijn, zoals bijgaande voorbeelden bewijzen, meesters op de kleine ruimte.
22 augustus 2017
Japan heeft mooie tradities en de futons zijn daar een voorbeeld van!