Honorifics versus Horrifics

Het scheelt maar enkele letters. Ze zijn echter bepalend voor de wijze waarop gecommuniceerd wordt en een dialoog tussen mensen al of niet tot stand komt. Honorifics, het eerste begrip, wordt gekoesterd en toch vaak vergeten. Horrifics, het tweede, bestaat niet, maar lijkt de praktijk van alledag te worden. Tijd voor een vergelijk.

Ook wie niet zo veel van Japan weet, kent in elk geval het achtervoegsel -san (-さん) dat aan namen van mensen wordt toegevoegd. Japanners spreken elkaar aan als Ikeda-san, Yamamoto-san of – in internationaal verkeer – als Janssen-san of Omes-san. Wanneer óver deze mensen gesproken wordt, blijft het -san gekoppeld worden. Het is genderneutraal en wordt ongeacht de burgerlijke staat gebruikt. Het is de standaard respectaanduiding die het meest wordt toegepast in woord en schrift. Je gebruikt het voor vreemden, kennissen en collega’s. Het hangt doorgaans aan achternamen, maar wanneer je elkaar iets beter kent, ook aan voornamen: Piet-san of Cees-san. Je zegt het zelfs in combinatie met functietitels als politieagent-san of ober-san.

Ook het respectvolle voorvoegsel O- horen we vaak in Japan. Een onigiri is een eerbiedwaardige nigiri, de ‘knijp’ sushi. Het balletje sushi rijst dat door de palm van de hand gevormd wordt tot een ovaal. Erop ligt een vers ingrediënt, zoals zalm, tonijn of omelet. Kunstig, prachtig, heerlijk. Dat verdient terecht respect. Een O-mikuji is een waardevol gevonden amulet of souvenir verkregen tijdens het tempelbezoek en O-neesan is een respectabele oudere zus-san. Oh, Lieve deugd.

Vier veelgebruikte hoffelijkheden

San (-さん) De meest gebruikte en formele toevoeging aan de naam, voor vreemden, kennissen en collega’s.

Sama (-様) voegt een hoger niveau van respect toe. Het wordt gebruikt voor mensen met een hogere rang of in het kader van O-motenashi uitgesproken door winkelpersoneel tegen klanten.

Chan (-ちゃん) staat voor alles wat schattig is. Het Japans hecht het dan ook als liefkozing aan met name meisjesnamen, maar ook jonge jongens, baby’s en – welja- huisdieren.

Kun (-くん) wordt gebruikt voor jongere jongens. Of onder mannen degenen met een lagere status dan jijzelf of jonger in leeftijd of korter bij het bedrijf werken dan jij. En vooral voor onderling goede vrienden.

Honorifics: Hoffelijkheidstaal

-San en O- zijn onderdeel van een taalstelsel dat honorifics genoemd wordt. Een honorific is een titel of toevoeging die achting, hoffelijkheid of respect voor positie, rang of waarde uitstraalt wanneer deze wordt gebruikt bij het aanspreken of verwijzen naar een persoon (of object).
Nog niet eens zo heel lang geleden spraken we hier de huisarts aan met dokter en hadden we het over mijnheer pastoor. Voor de klas stond iemand die Meester heette of aangesproken werd met Juf. Op het journaal werd de minister-president aangesproken met Excellentie en de koningin met Majesteit. Honorifics zijn echter niet alleen een set eretitels of benamingen, maar omvat veel meer. Niet alleen woordkeus, maar ook zinsbouw verandert bij het gebruik van de hoffelijkheidstaal. Wanneer iemand aangesproken wordt met U in -plaats van met jij – verandert minstens ook het werkwoord: U heeft, versus jij hebt.

Nederland kent eigenlijk alleen het verschil tussen U en jij: formeel en informeel. In Japan is het taalstelsel van de hoffelijkheid en etiquette van oudsher veel fijnmaziger opgebouwd. De standaardtaal tussen mensen in Japan is formeel. Men stoot elkaar niet graag voor het hoofd en behoedt de ander en zichzelf voor gezichtsverlies. Zekerheid voor alles. Er is weliswaar een woord voor brutaal in het Japans, maar het wordt gehanteerd om een onwenselijke interactie te beschrijven. De formele standaardtaal wordt aangeduid als Teineigo – 丁寧語(ていねいご)en is herkenbaar aan het gebruik van de werkwoordsvormen die je aan het einde van de zin hoort: desu of masu. Thuis of op de voetbalclub, in de klas wordt tussen gelijken informeel gesproken in Futsuutai 普通体(ふつうたい). Het Japanse U verandert in jij, de werkwoorden worden anders vervoegd en een hele nieuwe set woorden voor formele begrippen wordt gebezigd. Het Japanse onderscheid tussen uchi en soto (in de groep / uit de groep) bepaalt de passende taalvorm.

Er zijn in Japan ook momenten waarop het nog ragfijner kan en moet. Dan wordt het “Formeel-Gold” of “Platinum” in stelling gebracht: Het Keigo. In minstens twee varianten afhankelijk van de positie die je tijdens het gesprek inneemt of dient in te nemen gebruik je respectvolle of nederige termen, titels en vervoegingen. Denk daarbij aan onze briefondertekeningen van de jaren vijftig als “uw dienstwillige dienaar” of in Japan en buurlanden aan “deze onwaardige persoon”. Oef.

Taal als spiegel van de samenleving

Taal staat niet op zichzelf. Het is de vorm, het voertuig voor het overbrengen van gedachten, proeven van meningen, hoor en wederhoor, communicatie. Taalgebruik “zegt” veel over de samenleving die haar bezigt. Wanneer de samenleving verandert, verandert haar taal mee.

Toen in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw een groot aantal Nederlandse jonge ouders in de spiegel keek, wensten zij hun kinderen absolute vrijheid, autonomie, gelijkwaardigheid en argumentatievaardigheden om dat te verwezenlijken toe. De eerste stappen werden binnenshuis gezet. Papa en Mama als honorifics, eretitels, werden afgeschaft. Men mocht/moest de voornaam gebruiken om de opvoeders/begeleiders/coaches aan te roepen. Deze trend zette door naar school, waar Meester in elk geval Meester Jan werd en vaker nog gewoon Jan. Dus niet Jan-san of O-Jan. De titels bedoeld om een wederzijds respect en rotsvast vertrouwen aan te duiden werden mogelijk verward met afhankelijkheidsrelaties die het verwezenlijken van het eigen zelf zouden bemoeilijken. Inmiddels komen we daar wel weer wat van terug. Er zijn er immers niet zo veel die je papa of mama kunt noemen. Het mooiste wat je kunt worden is jezelf. En zij hebben daar langdurig aan bijgedragen.

De Japanse samenleving verandert wellicht minder snel als de Nederlandse maatschappij. Een meester in Japan blijft ook vandaag steevast aangesproken als Sensei. Sensei (先生) staat letterlijk voor eerder geborene en grijpt terug op het confucianisme. De titel wordt in Japan overdrachtelijk toegekend aan leraren, maar ook overdrachtelijk toegepast als verwijzer naar artsen, politici, advocaten en andere gezagsdragers. Het woord wordt gebruikt om respect te tonen aan iemand die een bepaald niveau van beheersing heeft bereikt, extreem vaardig is in een ambacht of beroep en als voorbeeld mag dienen voor anderen. Wij kennen de term in alle judo-, aikido- of karate-scholen in Nederland. Sensei is in deze Japanse sporten het hoofd van de school. En hoe de wereld ook verandert, geen denken aan dat Sensei aangesproken wordt als Piet of Janssen. De Sensei is de meester, de anderen zijn de gezellen. De meester verdient de titel niet per se omdat hij of zij iets goed kan, maar vanwege de capaciteit om vaardigheden, ambacht of kunst over te dragen. En met name met zorg. Zorg voor het vak, maar vooral voor de gezellen, de leerlingen en studenten. Zó wordt de Sensei gewaardeerd, en blijft het ook “gezellig”.

De liberalisatieslag die de Nederlandse samenleving heeft doorgemaakt gedurende de laatste decennia, laat zien dat de hoffelijkheidstaal heeft moeten inboeten. Het woord samenleving is inmiddels ingeruild voor het bedrijfsmatige begrip maatschappij. Leden van het kabinet spreken elkaar op televisie met de voornaam aan. Presentatoren en disgenoten in praatprogramma’s lijken elkaar allemaal goed genoeg te kennen om te tutoyeren. Iedereen aan tafel is Sensei op álle onderwerpen, hij of zij acht zichzelf deskundig, extreem vaardig ook op de terreinen waarvoor men niet per se werd uitgenodigd en mag als voorbeeld dienen voor de kijkers. Respect moet natuurlijk ook verdiend worden. Kennis moet opgebouwd en beproefd zijn. Vakbekwaamheid ontstaat vanuit ervaring. Wie kennis opbouwt beseft al lerende dat naarmate je meer kennis vergaart er steeds meer is dat je niet weet. Oei! Wie steeds beter in zijn vak wordt, ervaart dat er ook steeds meer mis zou kunnen gaan. Ai! De huisarts stelt zichzelf met de voornaam voor, deels om de angstkloof te overbruggen, maar deels ook om aan te geven dat hij/zij ook maar een mens is. Je kunt me vertrouwen, maar ik ben geen tovenaar. Onkunde en verkeerde beslissingen met implicaties voor velen leiden in het Japans bedrijfsleven of in de politiek tot zelfreflectie. Verantwoordelijkheidsdragers verontschuldigen zich – hoffelijk. Zij zijn zich terdege bewust van de voorbeeldfunctie die ze bekleden. Hier doen we dat niet zo gemakkelijk. Je kunt het hier bont maken. Brutaal is hier geen vies woord: Nederlanders zijn ‘gewoon direct’. De uitdrukking dat ‘iemand het hart op de tong heeft’ wordt gewaardeerd. Elke mening telt. Vindt men.

Niet iedereen kan aanschuiven aan de praattafel op tv. Er zijn waarschijnlijk niet veel landen waar men zo gretig de eigen mening via sociale media wil laten meetellen. Hoffelijkheid is daarbij niet altijd meer nodig. Er komt iets heel anders voor terug.

Horrifics

Horrifics is een niet-bestaande term. Er zit horror in, met reden: we hanteren de term hier om de tegenhanger van de hoffelijkheidstaal aan te duiden. Uitingen die letterlijk afschuwelijk zijn, respectloos, en gebruikt worden zonder reflectie vooraf (en nadien) over wat de consequenties voor de ander zijn. De sociale media lenen zich daar blijkbaar voor. Er is geen redactie of reflectie.

En dat is iets dat landsgrenzen overstijgt: Japan kent, naast lokale sociale platforms als Line en Ameba, natuurlijk ook Facebook, Instagram en Twitter. Ook in Japan zorgt de veilige afstand tussen schrijver en geadresseerde(n) ervoor dat de handschoenen geregeld uitgaan. Op LinkedIN tref je dan weer niet veel Japanners, want die gebruiken het waarvoor het bedoeld is: voor werving van met name buitenlandse werknemers. Hier doet het platform het zeker ook goed bij professionals, die ervaringen, vacatures en tips op hun vakgebied onderling uitwisselen.
Maar het inmiddels ook steeds vaker gebruiken om zich te profileren en om te reageren op berichten van anderen.

Toen enkele weken ene Hugo op LinkedIN berichtte dat hij van baan wisselde, terugkeek en enthousiast vooruitblikte op een nieuwe uitdaging deed hij dat om zichzelf te positioneren. Hij deelde het bericht immers niet in zijn eigen besloten kring. Men wenste hem succes. Maar de nagenoeg 400 reacties die er binnen een paar uur onder verschenen waren merendeels horrifics: er werd gescholden, gedreigd met ziektebeelden en tribunalen. Schokkend om te lezen maar ook om te zien dat de afzenders allemaal met naam en toenaam (en niet de minste beroepsaanduidingen) in beeld komen. Het hart op de tong is blijkbaar belangrijker dan reflectie. Het is echter de vraag of hier het hart sprak. Het kwam in elk geval harteloos over.
Hier werd veel meer gegeven dan een mening. De beroepsomschrijvingen suggereerden iets anders, maar het leek heel even alsof iedereen in de bagger werkte.

Offline horrifics

Die horribele manier van met elkaar omgaan sijpelt helaas ook door naar het echte leven. We noemden de talkshows al, maar een ander recent voorbeeld zijn de woordenwisselingen tijdens de debatten van de Tweede Kamer. Protocol wordt daar regelmatig en horrific met voeten getreden. Men begint een zin weliswaar nog wel met “Voorzitter, .. ” maar wat daar op volgt is soms buiten de orde, zonder respect en gericht op het afbranden van mensen of beleid. De voorzitter kan er niet zoveel mee. Je moet in de Tweede Kamer blijkbaar alles kunnen zeggen.

Politiek in Nederland betekent onderhandelen. Polderen. Daar is een mening bij nodig, maar zeker ook een luisterhouding. En dat geldt voor veel meer plekken. Op sociale media, aan de talkshowtafels, op het werk. Als we onze mening weer respectvol geven en de hoffelijkheid opbrengen om naar elkaar te luisteren, ontstaat de beste dialoog. Van horrifics terug naar honorifics – dan zijn de mogelijkheden om tot een oplossing te komen voor een vraagstuk oneindig groter. Dan komt alles O-kee, eerbiedwaardig goed.

Dit bericht werd geplaatst in Sociaal Japan, Waarden en normen en getagd , door Cees Omes . Bookmark de permalink .

Over Cees Omes

Onderwijskundig adviseur/programmeur, docent en trotse vader van drie zonen die volledig "into Japan" zijn. Twee daarvan hebben in Leiden de studierichting Talen en Culturen van Japan afgerond, de derde is een Anime-Otaku. Naast Cool Japan en eeuwenoude culturele tradities beschouwt hij vooral Sociaal Japan. Cees verwondert zich over de sociale cohesie en oplossingen die Japan kiest voor vraagstukken wanneer mensen met elkaar omgaan. Op straat, in het gezin, het onderwijs en in de zorg.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *