De vrijwilligers van de Japanse tuin in het Máximapark in Utrecht werken aan de realisatie van de Japanse tuin en werken enthousiast enkele ochtenden per maand om deze nog meer in een Japanse richting te duwen. De ontstaansgeschiedenis werd al eerder toegelicht. In dit tweede artikel gaan we in op de kenmerken van een Japanse tuin.
Kenmerken van een Japanse tuin
Vraag een willekeurige Nederlander hoe een Japanse tuin eruit moet zien, en je krijgt meestal een opsomming van de elementen: er moet grind in liggen en rotsen in staan; men verwacht dennen, Japanse esdoorns en azalea’s; tussen de bomen ligt mos; een vijver met koi wordt ook genoemd; het liefst staat er ook een stenen lantaarn of pagode in; en was er niet zo’n regel over oneven aantallen?
Een tweede benadering is ‘de’ Japanse tuin uitsplitsen naar de verschillende stijlen: de droge rotstuin waarin grind het water symboliseert en waar men zittend naar kijkt; de wandeltuin bij tempels en paleizen, waar men om een grote vijver loopt en daarbij verschillende landschappen passeert; de theetuin waar men al wandelend wordt losgeweekt van het dagelijks leven, kan wachten op een bankje, zich symbolisch kan reinigen bij een stenen vont om daarna te worden toegelaten tot een besloten theehuisje.

De waarheid is veel complexer, maar ook veel vrijer dan de meeste mensen denken. Zo is het mogelijk een Japanse tuin te maken met alleen maar bomen en mos, of met alleen maar steen. Er zijn veel richtlijnen, maar in de basis is er maar 1 regel: creëer een natuurlijk landschap met een subtiele atmosfeer. Dit lijkt weer wat weinig houvast te bieden en daarom zijn er boeken vol over geschreven. In dit artikel wil ik een klassieker uit 1971 als leidraad nemen: Zen and the fine arts, van Shin’ichi Hisamatsu. Aan de ene kant geeft dit boek richtlijnen voor alle kunstvormen en niet alleen voor tuinarchitectuur – aan de andere kant beperkt het zich tot tuinen volgens de Zen-filosofie. Doordat de Zen-filosofie zo diep is doorgedrongen in de haarvaten van de Japanse maatschappij, en daar de meeste Japanse tuinen waar we aan denken inderdaad Zen-tuinen zijn, zal ik het hier als leidraad te gebruiken.
De 7 eigenschappen van Zen-kunst
Het belangrijkste wat we leren van Hisamatsu is niet wat we in de tuin plaatsen, maar hoe we het in de tuin plaatsen. Vertaald uit Zen and the fine arts: “De zeven kenmerken die in elk van deze voorbeelden voorkomen, zijn: asymmetrie, eenvoud, strenge verhevenheid of verheven droogheid, natuurlijkheid, subtiele diepte of diepe subtiliteit, vrijheid van gehechtheid en rust. De volgorde van deze zeven geeft op geen enkele manier de mate van hun belang aan; elk van de zeven is even belangrijk.”


Natuurlijkheid (Shizen)
Laten we dit toepassen op een tuin en beginnen met de makkelijkste eigenschap: Natuurlijkheid. Een Japanse tuin is altijd een landschapstuin, gemodelleerd naar een voorbeeld uit de Japanse of Chinese natuur (of literatuur!), maar zeker geen natuurgetrouwe kopie. Dichterlijke vrijheid wordt aangemoedigd, waarbij je in de tuin de nadruk legt op de mooiste kenmerken van het gekozen landschap. Vaak wordt miniaturisatie toegepast, wat leidt tot een zekere mate van abstractie, maar hoe abstract ook – het moet lijken of de natuur het zelf heeft neergezet. Niets mag geforceerd aandoen.

Asymmetrie (Fukinsei)
Maak het niet symmetrisch! Ga ook niet tot het uiterste om het asymmetrisch te maken, want dat is net zo onnatuurlijk. Zoek balans tussen steen en groen, tussen hoog en laag en vooral tussen gevuld en leeg. Leegte is een belangrijk element in het ontwerp. Vaak wordt in deze context ook de aandacht voor oneven nummers genoemd. Aan de ene kant is dit slechts een houvast om symmetrie te voorkomen en geen regel. Aan de andere kant wordt de symbolische waarde van het oneven getal in de onderliggende geomantiek hoog gewaardeerd. Voorkom in ieder geval gelijkbenige driehoeken en regelmatige afstanden, zowel bij even als bij oneven aantallen.


Onthechting (Datsuzoku)
Waar eigenlijk ieder park en iedere tuin voor bedoeld is: het even loslaten van de zorgen van je dagelijkse leven, je hoofd leegmaken en je lichaam laten ontspannen. De Japanse tuin wil nog verder gaan: laat alle gehechtheid los. Hier komen we bij de kern van het Zen-Boeddhisme: pas door je gehechtheid aan bezit, gezondheid, familie en eigenwaarde los te laten, kun je je losbreken van de eeuwige kringloop en het Nirwana bereiken. Nogal een opgave voor een tuin, dus hoe bereikt een ontwerper dit? Door eerst zelf alle regels en voorschriften, belangen en eigenwaarde los te laten en de natuur als voorbeeld te nemen. Laat het landschap bepalen hoe het landschap wordt, luister naar de stenen hoe ze neergezet willen worden, naar de bomen hoe ze willen groeien. Met andere woorden: door als ontwerper zelf het landschap te worden, kan ook de bezoeker zichzelf helemaal loslaten en het landschap worden.

Eenvoud/zuiverheid (Kanso)
Een Japanse tuin wil spaarzaam zijn en niet rommelig. Kleuren zijn onopvallend en in aantal beperkt; veel liever wordt er gewerkt met een contrast in licht en schaduw. De tuin mag daarnaast eerder de indruk wekken dat hij aan zijn lot is overgelaten, dan dat er met nadruk in wordt gewerkt. (Let wel: dit is slechts een indruk, feitelijk moet de tuinier veel werk doen dat in de wilde natuur door planten, dieren en de elementen wordt uitgevoerd.) De essentie van het landschap wordt uitgebeeld zonder tierelantijntjes. Dit is tevens het grootste contrast met de Chinese landschapstuin, dat juist met alle tierelantijntjes het landschap uitbundig wil vieren. Bloemen zijn niet verboden, want deze zijn inherent verbonden met de natuur en tonen het verloop van de seizoenen. De voorkeur bij bloemen is wel: enkele verspreide accenten en geen zeeën.

Rust/stilte (Seijaku)
Geen enkel element mag schreeuwen om aandacht, want het doel is om de bezoeker de blik naar binnen te laten richten. Alle elementen in de tuin staan er ten bate van het landschap zelf. Het landschap moet er daarbij verstild uitzien, alsof het al eeuwen niet is verstoord – en daardoor roept het dezelfde verstilling op bij de toeschouwer. Mos is hiervan de meest letterlijke exponent, omdat dit alleen groeit waar de ondergrond niet verstoord wordt. Verstilling betekent zeker niet dat het stil moet zijn. Geluiden van stromend water, ruisende wind door de boombladeren, gezang van vogels en gezoem van insecten zijn zeer welkom, want dit zijn geluiden die tot kalmte uitnodigen. Zeker het geluid van stromend water kan gebruikt worden om verkeersgeluiden van buiten de tuin te onderdrukken.


Verheven droogheid (Koko)
Uitgebeend en tanig, zo wordt Zen als tuinkunst gekarakteriseerd. Alsof zon, wind en regen het landschap al eeuwen hebben gegeseld en van de bomen en struiken alleen de sterkste exemplaren hebben overleefd. De rotsen zijn verweerd. De takken aan de boom zijn uitgedund, maar de boom houdt stand. Ze dwingen respect af om hun leeftijd en standvastigheid, maar al het verleidelijke en zinnelijke is er vanaf. Hiermee verbonden is het begrip Sabi (bekend van wabi sabi) dat doorleefde elegantie uitdrukt.

Diepe subtiliteit (Yūgen)
Stille wateren hebben diepe gronden, zegt het spreekwoord – je ziet de diepte niet, maar je vermoedt hem. De onderdelen van het landschap suggereren meer dan er letterlijk is. De schaduwen tussen de stenen suggereren kloven en grotten. De schaduwen onder bomen en tussen struiken suggereren heimelijke paden, schuilplaatsen van wilde dieren. Achter die berg kan een dorpje liggen, of de hut van een kluizenaar. De bron van het stromende water wordt niet getoond, maar ligt oneindig ver weg. Het streven hier is diepgang en gelaagdheid, zowel in de letterlijke als de figuurlijke betekenis. Zo kunnen je ogen eeuwig over het landschap dwalen met telkens nieuwe associaties, en zo kan ieder bezoek leiden tot nieuwe inzichten.

Is het simpel?
Slechts zeven kenmerken, maar verre van simpel. Het vraagt een ervaren ontwerper om van een leeg canvas een waarlijk Japanse tuin te maken, die voldoet aan bovenstaande eigenschappen. Voor de geïnteresseerde leek rest er slechts één andere oplossing: kijk goed naar bestaande Japanse tuinen en landschappen (foto’s, video’s, of ga op bezoek) en pas beetje bij beetje je eigen tuin aan, tot je bovenstaande zeven eigenschappen in je tuin terugvindt. Het duurt waarschijnlijk jaren, maar de reis er naartoe is minstens zo interessant.
Gaandeweg passen we ook de Japanse tuin in het Máximapark in Utrecht zo aan. We genieten van de bescheiden vorderingen die we maken, maar ook de samenwerking geeft al veel voldoening. Iedereen is uitgenodigd een wandeling te komen maken over de nieuwe bruggen en langs het nieuwe paviljoen in de Japanse tuin.
Meer informatie

Shin’ichi Hisamatsu (auteur),
Gishin Tokiwa (Vertaler)
Kodansha, 1982
Engelstalig
Paperbackuitgave
4770010079

Stichting Japanhof wordt gevormd door de vrijwilligers van de Japanse tuin in het Máximapark in Utrecht.
Stichting Japanhof
Werkschuur Máximapark
Uilenboslaan 3 Utrecht