Furusato, verlangen naar het oude normaal

Wat willen we graag terug. Naar het oude normaal van op het terras, naar een popconcert en de bioscoop. Naar drie keer zoenen bij een ontmoeting. Dat laatste dan misschien wel weer niet. Dit terugverlangen komt doordat het nieuwe normaal zo lang duurt, maar zeker ook omdat de herfst heeft ingezet. Het seizoen van natte bladeren en “buiten huilt de wind om het huis” wakkert gevoelens van nostalgie en weemoed aan. Zo ook in Japan, daar hebben ze Furusato, een ruim honderd jaar oud lied, dat elk kind ook vandaag kent en zingt.

De zomer is voorbij, de winter nadert. De beloften van het voorjaar zijn gedurende de zomer genoten. We zien op tegen de klamme kou en saaie soberheid die na de feestdagen zo oneindig lang duurt. In landen die seizoenen kennen is de herfst een periode van transitie van de natuur, maar ook van drukkend gemoed. De natuur sterft. Het komt wel weer goed, weten we, de natuur is immers cyclisch. Een mensenleven verloopt echter via een lijn. Met elke zonnewende wordt de lijn korter. Er is geen ‘Ga terug naar start, u ontvangt geen 200 gulden’.

Als wind weer bladeren samen veegt
Tot grote natte plakken
De maan zich toont door bomenkroon
Vanachter kale takken

Als dagen minder lang gaan zijn
De avonden weer lengen
Dan slaat de weemoed toe, de nostalgie
en kan ze je verzengen

Dat valt al niet mee. In Nederland verlangen we daar boven op terug naar het normaal van voor corona. Het virus en de eruit voortkomende maatregelen zorgen al geruime tijd voor onbehagen en onzekerheid. Het dagelijks leven blijft onwennig en voelt beperkend, maar de maatregelen en adviezen zijn nodig en gericht op de veiligheid van de groep en ontlasting van het zorgpersoneel. In het begin van de pandemie moesten door de overheid afwegingen gemaakt worden tussen gezondheid en economisch belang. Inmiddels is dat verschoven. Met de economie gaat het best goed, we blijken zojuist het vierde rijkste land van de wereld. De overheid is druk met andere zaken en lijkt het weer aan de burgers zelf over te laten. Vandaag staan groepsgezondheid en eigen autonomie tot in de straat tegenover elkaar. Terugverlangen naar het oude normaal is dan ook geen nationaal gedeeld en helder omschreven sentiment, de twee groepen wensen zich beiden iets anders. De laatste groep bestaat ook niet als groep, maar wordt per gelegenheid gevormd door individuen met soms even een gezamenlijk belang.

In Japan grijpt het virus ook om zich heen en zijn de maatregelen even nodig als beperkend. Japan verlangt ook terug. Terug naar veilig. Dat gevoel komt niet per se voort uit de nasleep van de pandemie. Japanners verlangen altijd terug.
De herfst maakt het ook hen niet gemakkelijk, en ze gaan het niet uit de weg. Met behulp van een nationaal gekend lied worden nostalgie en weemoed bewust omarmd.

Furusato is een Japans kinderliedje uit 1914, met muziek van Teiichi Okano bij een poëtische tekst van Tatsuyuki Takano. De Japanse regering heeft Furusato in het verleden aangewezen als een lied dat in het Japanse openbare schoolsysteem moet worden onderwezen. Maar ook zonder de opgelegde verplichting is het lied door de Japanners zelf ook van harte gekozen om opgenomen te worden in de recente verzameling populaire liedjes die bekend staat als Nihon no Uta Hyakusen. In deze Japanse-liedjes-top-honderd staat Furusato op nummer 84. Akatombo staat op 3, Ue o muite arukō, de Sukiyaki-song van Kyu Sakamoto op 12 en de alom tegenwoordige dagelijkse Tōryanse (Koekoek en kip bij het stoplicht) op 63. Een 84e plaats lijkt niet zo hoog, maar wanneer je bedenkt dat deze lijst in 2006 gevuld werd door het publiek dat een gezamenlijke keuze mocht maken uit maar liefst 895 Japanse toppertjes, dan is dat voorwaar niet gek. En ofschoon Japanners weemoed en nostalgie niet schuwen, kiezen ook zij toch in eerste instantie voor het lichtere genre.

Furusato laat zich letterlijk vertalen als ‘oude plek’. Overdrachtelijk wordt gerefereerd aan het thuis of de geboorteplaats. In het lied wordt een landschap beschreven met beboste bergen, velden die doorsneden worden door een kronkelende rivier, en een groepje rietgedekte boerenhuizen. Furusato beschrijft een gedroomde leefstijl van eenvoud en ongekunsteldheid. Het Japanse begrip daarbij is Soboku (素朴, そぼく). De tekst verhaalt van iemand die ver weg werkt en zijn gevoelens van nostalgie uitdrukt naar de heuvels en velden van zijn ouderlijk huis.

furusato

Ik zat ze achterna, de konijnen op die berg. Ik jaagde op voorntjes in die rivier. Ik droom – ook vandaag – nog steeds van toen. Och, wat mis ik mijn geboorteplek.
Mijn vader en moeder, hoe zou het met ze gaan? Is alles goed met mijn vrienden van toen? Wanneer de regen valt, als de wind zo waait, dan herinner ik me mijn ouderlijk huis.
Op een dag, wanneer ik klaar ben met mijn taken hier, ga ik terug. Naar waar de bergen groen zijn, naar mijn oude geboortegrond. Naar waar het water zo helder is, naar mijn thuis.

In 1914 was de Meiji-revolutie al een poos onderweg, werden industrie en het wonen en werken in de grote steden belangrijker. Op dat moment recent (in 1910) was Korea bezet door Japan, de bezongen persoon zou niet alleen ver weg van huis kunnen zijn, maar zelfs van zijn geboorteland. In een tijdspanne van 100 jaar is het platteland sindsdien leeggelopen, zijn de steden enorm geworden. Er zijn enerzijds appartementen te kort en anderzijds huizen te over. Ruraal Japan is vergrijsd, kinderen zijn grotendeels vertrokken. Anno nu wordt weliswaar graag gezongen van pittoreske rietgedekte boerenhuizen, maar er écht weer willen wonen, is geen hartewens. Het leven moet vluchtig en gejaagd vorm worden gegeven, de maatschappij is veeleisend, ook in Japan. Niet zelden staan de kekke Kominka leeg, omdat de oudere bewoners overleden zijn en de kinderen zelfs afzien van de erfenis. Akiya kunnen gerust tien jaar of langer verkommeren. Liever samen een lied zingen dan de ongebreidelde rommel en huisraad opruimen van vader en moeder. Het komt voor. Al is het in het op confucianisme en boeddhisme gestoelde waardensysteem in 1918 zowel als in 2021 ondenkbaar dat een zoon of dochter niet zou weten hoe het met zijn of haar ouders gaat. Takano hanteerde deze zin ongetwijfeld terwille van het drama dat er uit spreekt.

Furusato-Kukuri

Het begrip furusato wordt in het huidige Japan in toenemende mate gebruikt door politici en komt om de haverklap in tv-commercials voor. Het appelleert geweldig aan het nationale Wij-gevoel. Dat streven naar perfecte sociale cohesie wordt zelfs Furusato Kukuri genoemd: het door de overheid gestuurde proces om een collectieve cultuur te construeren en te borgen, met een gedeeld en onderschreven systeem van waarden en normen. Furusato is daarbij één van de symbolen of markeerpunten. Dat ene woord is genoeg om harten te laten smelten. Iedereen, van oud tot jong, weet wat er wordt bedoeld. Ook stedenbouwkundigen en -planners zetten het concept furusato in om de nijpende tekorten in de grote steden te lijf te gaan. Niet door meer te bouwen (er is immers geen plek meer), maar door het gevoel voor het idyllisch platteland weer aan te wakkeren. Buiten de stad is het ook weer goed wonen. Het reizend circus begint weer op gang te komen en nu in omgekeerde richting. Goed openbaar vervoer, snel internet en andere logistieke voorzieningen zijn daarbij wel voorwaarde. Japan beschikt in ruime mate over de benodigde techniek, en ook de overheid lijkt meer en meer bereid om te stimuleren en investeren. Als nu bedrijven – en werknemers zelf! – ook beseffen dat werken op afstand, vanuit thuis, ook functioneel, efficiënt en eervol kan, komt zo’n omgekeerde migratie wellicht echt op gang.

Furusato-Nozei

In 2008 werd in elk geval door de overheid de Furusato Nozei of ‘geboorteplaatsbelasting’ gelanceerd. Inwoners van Tokyo en andere grote steden betalen uiteraard inkomsten- en woonbelasting aan het stadsbestuur. Maar via het Furusato Nozei-programma kunnen zij ook geld doneren aan de eigen geboorteplaats (of een andere kleine stad) en de verschuldigde stadsbelastingen laten verminderen met het bedrag dat je hebt gedoneerd. Ook al verruilden Japanners en masse het platteland voor de grote steden, ze zijn nog steeds nostalgisch en trouw of loyaal aan hun furusato. Niemand wil zijn geboorteplaats zien verdwijnen.

Bovendien zijn de kwijnende gemeenten begonnen met het aanbieden van giften in ruil voor deze donaties. Dat varieert van het aanbieden van ballonvaarten tot het verzenden van lokale producten als appels. Beide gaan per mand, maar de vliegtochtjes kunnen tijdens corona geen doorgang vinden. Niettemin is het Furusato Nozei-programma inmiddels een zegen gebleken voor het landelijke Japan. Steden en dorpen die van de kaart dreigen te vallen, zien een toestroom van donaties en bewustwording. Er wordt een toename van bezoekers en toeristen gemeld en her en der begint men zelfs een bescheiden bevolkingsgroei te zien.

Tekstdichter Tatsuyuki Takano kwam zelf uit Nagano. Ofschoon hij nergens in zijn tekst zijn geboortestreek expliciteert, werd om hem te eren zijn droom tijdens de slotceremonie van de Olympische Winterspelen van 1998 in Nagano ten gehore gebracht. Mogelijk komt het daarom ook ons bekend voor. De muziek ligt sowieso ook goed in westerse oren. Tal van performers hebben het lied in hun repertoire. Meisjesgroep Morning Musume verwierf er internationale bekendheid mee. Een van de meest fraaie brok-in-de-keel-vertolkingen werd door de herenclub Arashi gebracht bij de wisseling van oud naar nieuwjaar.

Toen was geluk heel gewoon

Elke Japanner kent het, kan het woordelijk meezingen. In Nederland zijn Het Dorp van Wim Sonneveldt (Thuis heb ik nog een ansichtkaart, een boerderij een kar met paard..) en vooral ook 1948 van Gerard Cox vergelijkbare voorbeelden van herfstige weemoed.

Buiten huilt de wind om het huis
Maar de kachel staat te snorren op vier
Er hangt een lapje voor de brievenbus
En in de tochtigste kieren zit papier
We waren heel erg arm en niemand hield van ons
Maar we hadden thee en nog geen tv
Maar wel radio en lange vingers
We gingen nog in bad, haartjes nat
Nog even op, totdat vader zei: “Vooruit, naar bed”
Dan kregen we een kruik mee
Gezichten op ’t behang
Maar niet echt van binnen bang
Toen was geluk heel gewoon

De meeste Nederlanders weten niet de gehele tekst, al kunnen ze de melodieën van oorspronkelijk Jacques Brel en Gilbert O’Sullivan wel mee neuriën. Ter vergoelijking, Nederlanders gebruiken dan ook wel véél meer woorden om gevoelens uit te drukken. Alleen al het Wilhelmus heeft oneindig veel meer coupletten dan de Japanse tegenhanger. De kunst van het weglaten is voorbehouden aan Japan. Takano schildert in enkele zinnen een focus op natuur, Nederlanders expliciteren steevast eigen gevoelens en ongemakken.

Furusato: volksaard en loyaliteit

Japan en Nederland wensen zich beide hetzelfde: een nieuwe start, terug naar een gewoon normaal. De volksaard van beide landen zorgt er voor dat de weg er naar toe anders gelopen en ervaren wordt. In Nederland is men gewend om hardop en in het openbaar met elkaar over het (gewenste) normaal in discussie te gaan. Het gemeenschappelijke normaal is een diep gedeelde behoefte, om op basis van wat nodig is een werk- en leefbaar compromis te bereiken. Zo’n normaal is telkens opnieuw onderhandelbaar. Eenieder kan iets bijdragen dat voor hem of haar belangrijk is en omgekeerd ook iets mee krijgen dat van pas komt. Nederlanders zijn “gelegenheids-groepsdieren”, we willen best mee doen aan iets gemeenschappelijks, als we er privé dan ook maar wel iets voor terug krijgen. In Japan is het normaal een concept dat door politiek, onderwijs en media veel meer wordt opgelegd, totdat het letterlijk zo is.

Nederlanders neuriën met Sonneveldt en Cox mee, of mimen het volkslied op het voetbalveld. De gemiddelde Japanner zal het lied over furusato op een voor ons ongekend serieuze en ernstige manier zingen. Misschien omdat die Japanner ook echt tot in al zijn vezels die loyaliteit aan de geboorteplek voelt?

Dit bericht werd geplaatst in Binnenlandse politiek, Klimaat, Muziek, Waarden en normen, Zorg en welzijn en getagd , door Cees Omes . Bookmark de permalink .

Over Cees Omes

Onderwijskundig adviseur/programmeur, docent en trotse vader van drie zonen die volledig "into Japan" zijn. Twee daarvan hebben in Leiden de studierichting Talen en Culturen van Japan afgerond, de derde is een Anime-Otaku. Naast Cool Japan en eeuwenoude culturele tradities beschouwt hij vooral Sociaal Japan. Cees verwondert zich over de sociale cohesie en oplossingen die Japan kiest voor vraagstukken wanneer mensen met elkaar omgaan. Op straat, in het gezin, het onderwijs en in de zorg.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *