Ieder Nederlands dorp had er een. Net als een bank, postkantoor, kerk of betaalautomaat. Toen de belangstelling voor de traditionele – goedkoop, exotisch, en aan de Nederlandse smaak aangepast – Chinees-Indische restaurants was weggeëbd, werd de wokchinees geïntroduceerd. Zelfde eigenaar, andere benadering. Ook deze heeft inmiddels al weer plaatsgemaakt voor het concept van All-you-can-eat. Als paddenstoelen schoten ze uit de grond: Ketens van sushi-restaurants met (in ieder geval Japans klinkende) namen als Sumo, Ichiba en Jiro.
Het merendeel van deze ketens is in handen van dezelfde creatieve Chinese eigenaren en dito personeel. De namen suggereren anders. Sumo verwijst naar de bekende worstelaars, Ichiba betekent niets meer dan ‘markt’, en Jiro is een eerbetoon aan de gelijknamige topchef in Tokyo die, in de beroemde documentaire Jiro Dreams of Sushi, de sushikeuken een nieuw leven in blaast en er verfijnd een nieuw cachet aan geeft.
De bestelwijze is als volgt: op een lijst worden gerechten aangekruisd, de kaart wordt opgehaald aan tafel en de gerechten worden in schaaltjes bij de tafel gebracht door de zogenoemde runners. De gerechten worden tijdens het brengen toegelicht, de kaart wordt weer teruggelegd en er kan weer een volgende kolom in de bestellijst worden ingevuld. Her en der wordt de bestelling inmiddels niet meer op papier gedaan maar per tablet. De gerechten zijn zonder uitzondering heerlijk, men wordt als vorst behandeld en gaat evenzo van tafel.
Naast de voor de hand liggende sushi en sashimi, staan ook geroosterde en gegrilde gerechten op de kaart die niet alleen goed smaken maar ook voor de Nederlander er bekend uit zien. Gefrituurde aardappelrondjes, dat durven we wel.
Een veel minder gekozen gerechtje zijn de edamame, sojabonen in groene peul. De klant durft niet want weet niet hoe hij ze moet eten, hoe hij ze in vredesnaam met de eetstokjes kan bemeesteren, de bediening aarzelt ook met aanprijzen, want weet niet hoe ze uit te spreken tijdens het serveren. Eedameem horen we vaak, of ‘sojabonen’, binnensmonds gemompeld. In Japan heten ze E-da-ma-meh, maar het gaat natuurlijk met name om de snack, niet om de naam.
Eenieder durf ik deze aan te bevelen. Tijdens een volgend bezoek aan de All-you-dare-eat zet u maar eens een kruisje bij deze traktatie. Ik licht hieronder graag toe waarom – en met name: hoe eet u ze op? Edamame, (letterlijk vertaald: ‘bonen nog aan de tak’) zijn jong geoogste peulen van de sojabonenplant. Hoewel edamame in z’n geheel gekookt worden is het niet de bedoeling dat de peulen gegeten worden. Het gaat om de boontjes die er in zitten (net als bij bijvoorbeeld doperwten).
Edamame worden met de hand gegeten: pak een peul, ris de boontjes er met de tanden uit en gooi de lege peul weg. Spoel vervolgens met bier. Edamame smaken goed, en het eten ervan is minstens een heerlijk tijdverdrijf tijdens het wachten op een volgende gang of gerecht. Voor wie de smaak te pakken krijgt: edamame kunnen ook thuis heel eenvoudig bereid worden. Ze worden diepgevroren verkocht bij de toko of Chinese supermarkt. Vries ze in totdat ze gebruikt gaan worden – zelfs als dat dezelfde avond al is.
- Breng ruim water met zout (circa 1/2 eetlepel per liter) aan de kook.
- Zet intussen ruim koud water klaar (liefst met ijsblokjes er in).
- Doe de nog steeds bevroren edamame in het kokende water en breng dat weer aan de kook.
- Kook de edamame 2 – 5 minuten tot de peulen heldergroen en de boontjes die er in zitten gaar – maar nog wel knapperig – zijn (af en toe even proberen).
- Doe de peulen – als ze goed zijn – meteen in het koude water om het kookproces te stoppen.
- Wacht tot ze koud zijn – roer af en toe, dan gaat het sneller – en laat de edamame daarna in een vergiet uitlekken.
- Dep de peulen – indien nodig – nog beter droog en bestrooi ze dun met grof zeezout.
Wat is het nut van de ijsblokjes als ze zelf al diepgevroren zijn? Binnenkort maar langs de toko!
De bonen laten ‘schrikken’ als ze zijn gekookt, zodat ze niet te zacht worden. Niet verplicht, wel aan te bevelen!