De totstandkoming van The Boy and the Heron

En toen was-ie daar opeens toch, de film die er niet meer zou komen: Hayao Miyazaki’s twaalfde film, The Boy and the Heron.

De Amerikaanse filmposter

In 2013 had het had er alle schijn van dat één van Japans beroemdste regisseurs zijn karakteristieke tekenschort voorgoed aan de wilgen zou hangen. The Wind Rises was zojuist verschenen, en Miyazaki, toen 72 jaar oud, gaf in interviews te kennen na ruim 50 jaar uitgetekend te zijn. Toegegeven, het was niet de eerste keer dat Miyazaki aankondigde ermee te zullen stoppen: zeker in de tweede helft van zijn carrière sloeg de vertwijfeling meermaals toe. 

Dat heeft enerzijds te maken met zijn arbeidsethos. Miyazaki werkt kei- en keihard, en verwacht dat ook van anderen. Dus telkens als na voltooiing van een nieuwe film een deel van de animatoren het team verliet, moet dat voor hem als het logische einde van Studio Ghibli, die hij mede oprichtte, hebben gevoeld.

Geïnspireerd door zorgen en verdriet

Aan de andere kant is Miyazaki door de jaren heen ook verbitterd geraakt. Het uitbreken van de oorlog in Joegoslavië in 1991, de aanslagen op het World Trade Center in 2001 en de daaropvolgende Amerikaanse invallen in Afghanistan en Irak raakten hem diep. Hij koos er zelfs voor om weg te blijven bij de uitreiking van de Oscar die hij in 2003 won voor Spirited Away (2001).

Maar elke keer gaven zijn zorgen of verdriet hem toch inspiratie voor een nieuwe film: Porco Rosso (1992) en Howl’s Moving Castle (2004) zijn uitgesproken anti-oorlogsfilms. In Princess Mononoke (1997) en Ponyo (2008) uit hij zijn zorgen over de gevolgen van hoe we met de natuur omgaan. En met My Neighbour Totoro (1988), Kiki’s Delivery Service (1989) en Spirited Away onderstreept hij hoe belangrijk het is dat kinderen op eigen benen leren staan, en benieuwd blijven naar de wereld om hen heen.

Toch voelde het dit keer anders. The Wind Rises kon ook daadwerkelijk het slotstuk van zijn carrière zijn. De film bevatte veel van de elementen die Miyazaki fascineren: snelle vliegtuigen, Japanse én Europese settings en literatuur, en een duidelijke anti-oorlogsboodschap. Bovendien eindigt de film bepaald ondubbelzinnig. Aan het slot stelt vliegtuigontwerper Jirô Horikoshi, op wiens leven de film is gebaseerd, vast dat geen van de toestellen die hij ontwierp terugkeerden uit de Tweede Wereldoorlog. Logisch, antwoordt een ander personage – er was ook niets voor ze om naar terug te keren. 
Miyazaki ontwierp, net als Horikoshi, zijn laatste werk, en stuurde het de wereld in.

In sluimerstand

De jaren daarna ging Studio Ghibli in een soort sluimerstand. In 2014 kwam wel nog When Marnie was There uit, van Hiromasa Yonebayashi, en een deel van het team werkte ook mee aan het in 2016 verschenen The Red Turtle, van de Nederlandse regisseur Michael Dudok de Wit. Toch heeft Ghibli altijd vooral gedraaid om Miyazaki en de in 2018 overleden Isao Takahata. Andere regisseurs konden er om uiteenlopende redenen niet (lang) gedijen. Zonder Miyazaki en Takahata, die in 2013 met The Tale of the Princess Kaguya zijn laatste film opleverde, droogde het werk op. 

Tot 2017, toen Studio Ghibli aankondigde dat Miyazaki toch nog één keer zou terugkeren. Van nooit weggeweest, trouwens: uit documentaire Never-Ending Man (2016) bleek dat Miyazaki nog steeds dagelijks naar de studio of zijn privé-atelier bleef komen.

Het maken van Boro the Caterpillar (2018), een korte film voor vertoning in het Ghibli Museum, gaf hem zoveel voldoening dat hij nog één laatste keer zou gaan regisseren. Dat was niet zonder risico’s, vond hij zelf ook: waar hij in zijn jongere jaren één film per jaar kon maken, kostte productie nu toch al snel drie jaar. En wat als hij gedurende de productie zou overlijden? Dan zadelde hij zijn omgeving op met een halffabrikaat.

Wat zijn Ghibli-films?

Als er één studio is die ervoor heeft gezorgd dat animatie allang niet meer wordt gezien als een genre puur voor kinderen, maar in plaats daarvan als een vertelvorm die óók geschikt is voor serieuze verhalen, is het Studio Ghibli. De naam Ghibli, Italiaans voor warme woestijnwind, drukt uit wat oprichters Miyazaki, Takahata en Suzuki bij de oprichting van hun studio in 1985 voor ogen hadden: de heilige huisjes van anime omverblazen. Deze Japanse animatiefilms en -series werden in de jaren ’80 goeddeels bevolkt door ernstige personages in dystopische, high-tech settings.

Studio Ghibli koos voor een andere aanpak, en ander perspectief. De studio maakt sprookjes, veelal met jonge, herkenbare protagonisten, altijd oprecht van boodschap en toon, en vaak voorzien van het magisch-realisme waar ze in Japan patent op lijken te hebben (zie ook de romans van Haruki Murakami). Ghibli neemt de werelden die het schept heel serieus, als kijker voel je dat ze kloppen. De films zijn daardoor ook goed te volgen, zonder dat je je teveel aan de hand genomen voelt.

Ghibli-films staan bij uitstek bekend om hun gelaagdheid, ze werken op meerdere niveaus. Voor zowel jongere als oudere kijkers is er iets belangrijks te vinden. Dat maakt dat je naar de films kan blijven terugkeren: elke keer weer ontdek je iets nieuws.

Minimale marketingstrategie

De Japanse filmposter

De geschatte drie jaar werden er uiteindelijk zes, en trokken grotendeels in stilte voorbij. Bekend was dat Miyazaki inspiratie putte uit Kimitachi Wa Dou Ikiruka? (How Do You Live?), een boek uit 1937 van de Japanse schrijver Genzaburo Yoshino, dat hij als kind las en recent had herontdekt. Het verhaalt over een jongen die levenslessen krijgt van zijn oom. Bij uitstek materiaal voor een Miyazaki-film dus, die deze opdroeg aan (de generatie van) zijn kleinzoon. En Toshio Suzuki, Ghibli’s vaste producer, liet heel af en toe wat kruimeltjes informatie vallen. Maar we moesten toch echt geduld betrachten, zei hij, want Miyazaki en zijn team tekenden nu eenmaal met een snelheid van slechts één minuut film per maand. 

Toen de film in juli 2023 in de Japanse zalen kwam, waren er nog steeds alleen maar de titel, Kimitachi Wa Dou Ikiruka?, én een poster, met daarop een vogelachtig wezen. Geen trailer, geen screenshots, geen info over stemacteurs, geen synopsis; mensen werd gevraagd te vertrouwen op de regisseur, en het kwaliteitskeurmerk van Studio Ghibli. Zo’n minimale marketingstrategie is hoogst ongebruikelijk, én een grote gok: een precies budget is nog niet bekend, maar volgens Suzuki lag het hoger dan dat van Princess Kaguya. Die film was met 5 miljard yen, ruim 31,5 miljoen euro, de duurste Japanse film ooit.

Maar Suzuki durfde de gok te wagen, en kreeg gelijk: het Japanse publiek trok massaal naar de bioscopen. Met de Japanse recette van 8,1 miljard yen, 51 miljoen euro, kwam de studio ruim uit de kosten. Distributeurs in Europa en Amerika vonden diezelfde strategie te spannend, maar hielden de marketing met één korte trailer en een nieuwe poster alsnog zeer beperkt. En het werkte opnieuw: wereldwijd staat de teller inmiddels op 125 miljoen euro. Begin december was The Boy And The Heron bovendien de best bezochte film in de VS, een primeur voor een Ghibli-film.

Opnieuw een meesterwerk

We vertellen niets over de inhoud van de film. Opzettelijk niet, dat is voor een later moment. Suzuki had het feilloos door: hoe minder je weet over de film, hoe groter de verrassing is. En hoe beter de film werkt. Wat we wel willen meegeven, is dat Hayao Miyazaki, inmiddels 83 jaar oud, wat ons betreft opnieuw een meesterwerk heeft afgeleverd. 

Eén reviewer verwoordde het treffend: nu dat The Boy And The Heron er is, kan je je eigenlijk niet voorstellen dat Miyazaki hem níet zou hebben gemaakt. Het is een voorrecht om te kunnen beschikken over deze film – en zijn regisseur.

Eén gedachte over “De totstandkoming van The Boy and the Heron

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *