Van oudsher hebben de Japanners nooit veel opgehad met mensen die rap van de tongriem zijn gesneden. Mensen die blijk geven van een dergelijke vaardigheid worden vaak al snel als onbetrouwbaar en eerloos gezien. Hoewel veelpraters in Nederland soms ook op hun tellen moeten passen, wordt deze eigenschap hier over het algemeen veel minder negatief gewaardeerd. Nederlandse en andere westerse handelsdelegaties die zaken willen doen in Japan krijgen dan ook vaak het label Ageashi (struikelen over je eigen tong) opgeplakt. In dit derde deel van culturele codewoorden wil ik graag ingaan op de ontstaansgeschiedenis van dit begrip en de problemen die het oplevert in het handelsverkeer tussen Japan en de westerse wereld.
Het wantrouwen jegens veelpraters is diep verankerd in de religieuze traditie van Japan. Boeddhisten en Confucianisten hechtten waarde aan bijeenkomsten waarbij niet te veel gesproken werd. Daden werden belangrijker geacht dan eindeloos gepraat over de goede dingen die men vroeg of laat wel eens zou kunnen verrichten. Ook was het in de omgangsvormen van het feodale Japan gebruikelijk om precies op het juiste moment de correcte woorden uit te spreken. Als een Samurai bijvoorbeeld staande werd gehouden door een officier die hoger in rang was, diende hij zijn meerdere met een zorgvuldig afgewogen antwoord. Uiterste concentratie was hierbij geboden, want één onvertogen woord kon de spreker al de kop kosten. Op deze manier zagen de Japanners elke uitspraak als potentieel gevaarlijk en werd het met zo min mogelijk woorden zoveel mogelijk zeggen tot een kunst verheven.
In het hedendaagse Japan is veel praten nog steeds een ernstige schending van de etiquette. Mensen reageren, uitzonderingen daargelaten, zeer negatief op individuen die hun mond niet kunnen houden. Er zijn wel Japanners die meer spreekruimte krijgen toebedeeld, maar dit zijn mensen die beroepsmatig veel moeten spreken, zoals komieken, presentatoren en prominente zakenlui. Derhalve staan veel Japanners negatief tegenover westerse zakenlui die honderduit praten tijdens een bespreking. Met name de Amerikaanse gewoonte om iedere stilte die valt met smalltalk te vullen wordt in Japan meestal afgekeurd. Het is zeer ironisch te noemen dat de Japanners verbale terughoudenheid en stiltes waarderen, terwijl de Amerikanen gereserveerdheid om te praten beschouwen als een vrijbrief om honderduit te vertellen.
Japanse zakenlui gaan er van uit dat westerse onderhandelaars altijd een aantal keer de fout in gaan met Ageashi tijdens handelsbeprekingen. Deze neiging tot spreken van de westerlingen wordt soms ook wel Sekkyō, oftewel prediken genoemd. Het wordt nog eens versterkt door de Japanse neiging om af en toe een stilte van een minuut of twee in te lassen. Vanuit Japanse zijde wordt dit gezien als een mogelijkheid om bij te komen van het zenuwslopende karwei om zo spaarzaam mogelijk en op het juiste moment te spreken. De westerse tegenpartij begrijpt hier meestal niets van en praat nog meer.
Over het algemeen gezien, kan de buitenlandse delegatie de snelheid van een bespreking niet opvoeren door te proberen het gedrag van hun Japanse gesprekspartner te veranderen. Dit zit zo ingesleten in de Japanse cultuur dat de Ageashi altijd averechts zal werken. Er zit niet anders op dan te berusten in deze culturele trek en het spel mee te spelen.
De afbeelding boven dit bericht verwijst naar het beroemde houtsnijwerk van de sanzaru, de drie apen die op de Shinkyu-sha, een van de gebouwen van het Nikkō Tōshō-gū, tempelcomplex te Nikkō uitgebeeld worden. Ze beelden respectievelijk: ‘zie geen kwaad’, ‘hoor geen kwaad’ en ‘spreek geen kwaad’ uit. Een adagium van de Chinese wijsgeer Confucius, die vond dat mensen weloverwogen moesten spreken en niet moesten verzanden in overbodig geklets en kwaadsprekerij. De bouwers van het tempelcomplex omarmden reeds in 1617 het idee dat veelpraterij tot niets leidt..
Voor meer informatie over Nikkō verwijs ik graag naar : Gewijde grond – Nikko revisited, een eerdere blog van de mannen van Omes.