Onlangs werden we weer eens getroffen door dit betoverende melodietje uit Okinawa. Sindsdien staan we er mee op en gaan we er mee naar bed: we krijgen het niet meer uit het hoofd. Dat gunnen we iedereen en daarom onderzoeken we wat de historie, betekenis en vooral de aantrekkingskracht van dit lied is.

De eerste kennismaking met dit volksliedje was voor ons in 1990. Het maakt deel uit van het toen net verschenen album Beauty van Ryuichi Sakamoto. En een “beauty” is het: de zang en het pianospel van Sakamoto worden afgewisseld door een viertal zangeressen uit Okinawa. Dit viertal heet Nēnēs (of Ne Ne Zu, zusters in het Okinawaans). De fluwelen stem van Ryuichi en de nasale en staccato zingende dames leveren een verrassende combinatie op. Het moderne pop-arrangement wordt lokaal gekleurd door een begeleiding van sanshin, shamisenachtige luiten. Het levert een bijzonder, weemoedig en tijdloos nummer op, dat tot op vandaag in ons geheugen gegrift werd.
Afgelopen week kwam Asadoya Yunta weer voorbij op onze YouTube lijst van aanbevelingen. Het videoplatform weet precies wat wij leuk of interessant vinden en beveelt op basis van ons kijkgedrag filmpjes aan. Dat algoritme is niet altijd fijn, maar in dit geval was het midden in de roos.
Een kolossale man, zo ongelooflijk groot dat hij op een stoel moést zitten om zijn knieën en rest van het onderstel te ontzien en een tengere vrouw brachten het liedje weer onder onze aandacht. Een opmerkelijke combi, maar beiden zongen de sterren van de hemel en deden qua elegantie van handgebaren niet voor elkaar onder. De zanger in kwestie bleek Konishiki Yasokichi, een op Hawaï geboren sumoworstelaar van Samoaanse afkomst. Met zijn gewicht van 270 kilogram was Konishiki de zwaarste sumo-ōzeki aller tijden. Een kampioen van ‘formaat’, maar ook een begenadigd zanger, zo bleek.
Zangeres Rimi Natsukawa is afkomstig uit Ishigaki, een stad op de Yaeyama eilandengroep, behorende tot de prefectuur Okinawa. Ze specialiseert zich de laatste jaren in het vertolken en verspreiden van Okinawaanse volksliedjes. Zo mag dus Asadoya Yunta ook niet ontbreken in haar repertoire. Het lied is immers afkomstig van haar eigen Yaeyama. De onderhoudende vertolking die we dit duo zagen uitvoeren zorgde voor verrassende herkenning, maar kon zich wat ons betreft niet meten met de versie van Sakamoto en de dames Nēnēs.

De verrassende combinatie
Ryuichi Sakamoto is in 2023 overleden, maar nog steeds een belangrijk vertegenwoordiger van moderne eigentijdse Japanse (pop-)muziek. Al eerder schreven we over deze veelzijdige reus, die ook op dit album experimenteert met keyboards, electronica, percussie en soundscapes en opmerkelijke samenwerkingen aangaat met bijvoorbeeld de Senegalese Youssou n’Dour. De Okinawaanse zangeressen blijven juist volledig bij hun gezongen traditie van minyo of volksliederen). De sanshin versterken de traditie nog verder. De mengeling lijkt vreemd, maar is uiteindelijk volstrekt passend en leidt tot een nummer dat niet vergeten wordt.
Koorzang van vrouwen is sowieso meestal bijzonder. Voorbeelden te over in bijvoorbeeld Bulgarije, Tibet of Ierland. In dit lied wordt door de dames Nēnēs met kopstemmen gezongen, nasaal wellicht. De melodie is zoals veel muziek in Oost-Azië pentatonisch, maar in Okinawa gebruiken ze zelfs een heel eigen variant van deze toonladder die bestaat uit vijf tonen per octaaf. Japan hanteerde doorgaans de tonen 1, 2, 3, 5, 6, (Do-Re-Mi-Sol-La). Luister maar eens naar een Shakuhachi bamboefluit. Okinawa koos voor 1, 3, 4, 5, 7 (Do-Mi-Fa-So-Si). Dát moet de experimenterende Sakamoto gewelidig hebben aangesproken.
De woorden van het lied worden lang en naar het zo lijkt klaaglijk gezongen, maar nu en dan ook staccato in stukjes geha-à-akt. Deze ’trillertjes’ in de klinkers maken de zang uniek en typerend Okinawaans. De tekst wordt vervolgens versierd met uitroepen tussen en aan het einde van regels. Het is oorspronkelijk een werklied en daar horen aansporingen bij. Dit nu lezende beseffen we dat het maar een armoedige poging is om te verwoorden wat deze vier dames vermogen. Je zult ze moeten horen om voor altijd Okinawaanse muziek eruit te kunnen pikken.
Asadoya Yunta
Asadoya Yunta (安里ユンタ of 安里屋節) vertelt het verhaal van Kuyama Asato, een jong, mooi eilandmeisje en de romantische toenaderingen van een overheidsfunctionaris. Deze welgestelde ambtenaar stelt haar voor zijn maîtresse te worden, maar Kuyama wijst hem – verdikkeme – keer op keer af. Een stabiel huwelijk met een lokale man leek haar beter dan een weliswaar voorgestelde luxueuze, maar kortstondige levensstijl van ‘bijzit’.
Het liedje werd samen tijdens het werk op het veld gezongen (Yunta betekent werklied) en was op de Yaeyama eilanden een lokale hit. De eilandengroep is de meest westelijke van Okinawa en ligt bijna in de schaduw van Taiwan. Het oorspronkelijke autonome koninkrijk Ryūkyū werd na tal van schermutselingen ingelijfd door Japan en omgedoopt tot Okinawa. De ambtenaar die zijn zinnen had gezet op de jonge boerendochter was dus een Japanner en daarmee een vreemdeling van ver weg. Daar trouw je dan ook niet mee. Daar zing je hooguit over, klaaglijk, plaaglijk en speels.
Het liedje onderging in de twintigste eeuw verschillende bewerkingen. In 1934 besloot platenmaatschappij Nippon Columbia om liederen van Okinawa op te nemen. Naast traditionele liederen in lokaal Okinawaans wilde het bedrijf ook versies in het Japans opnemen, zodat ze ook op de hoofdeilanden begrepen konden worden. Katsu Hoshi, een Okinawaan, kreeg de opdracht om nieuwe liedteksten voor Asadoya Yunta in standaard Japans te schrijven. Daarbij werd de moedige en verstandige keuze van afwijzing door het meisje weggemoffeld. Het protestlied werd omgeschreven naar een liefdeslied. Ze trouwde in de Japanse versie met de ambtenaar. “Shikataganai, niets aan te doen”.
Ook de melodie werd opnieuw gearrangeerd door plaatselijk muziekdocent Chōhō Miyara. En daar luisteren we dus naar.
Mata hari nu chindara kanushama yo
De tekst van het liedje is kort maar wordt gekenmerkt door herhalingen. Met name deze: “Mata hari nu chindara kanushama yo” komt steeds weer terug aan het einde van elk couplet. Deze zin was niet eenvoudig te vertalen, toen niet door meneer Hoshi en nu ook nog steeds niet. Tenzij je er van uit zou gaan dat het hier helemaal niet om Okinawaans of Japans zou gaan, maar om Maleis. Maleisië was vroeger een ondernemende zeevarende natie die onder meer zelfs tot aan Madagaskar is gekomen (en gebleven). Ze zullen ook de andere kant op zijn gevaren door de Chinese zee en zover van Maleisi liggen de Ryūkyū-eilanden nu ook weer niet weg. Er werd zeker handel gedreven en de taal zal meegekomen zijn.
Matahari nu chindara kanushama yo betekent dan in het Maleis zoveel als “De zon houdt van ons beiden” of van ons allemaal. Matahari kennen we in Nederland ook als de tot de verbeelding sprekende exotische danseres en courtisane, beroemd in Parijs en geboren in Friesland. Matahari staat voor oog van de dag, de zon. Dus of je nu uit Japan komt of uit Yaeyama, iedereen heeft evenveel recht op een plekje onder de zon. Een prima strofe om aan het einde van elk couplet de luisteraars voor te houden.

Een belangrijke rol is weggelegd voor de sanshin. Sanshin betekent drie snaren en is de naam van de banjo-achtig klinkende luit die in het nummer gebruikt wordt. De sanshin is afkomstig uit Okinawa en is korter en wellicht minder verfijnd als de er van afgeleide shamisen uit het midden van Japan. In de meeste Okinawaanse huizen treffen we een sanshin en nagenoeg iedereen weet hem te bespelen, bij familiebijeenkomsten, buurtfeesten en festivals. Het kenmerkende geluid van de getokkelde sanshin is afkomstig van de klankkast die – traditioneel – met een vel van slangenhuid bespannen wordt.
Asadoya Yunta is in Japan een bekend nummer. Wie op YouTube op deze term zoekt, wordt overspoeld met video’s. Soms professionele artiesten, vaker ook beoefenaars van de sanshin die een tutorial aanbieden. Je bent dus gewaarschuwd, eenmaal gekeken, is er geen houden meer aan: YouTube weet dat je hier veel meer van zult willen zien en horen.
5 november 2025

Leuk dat je uitgebreid aandacht besteedt aan dit lied. Het is ook al vijftig jaar een van mijn favorieten. Maar ik prefereer toch de authentieke uitvoeringen, bijv. deze van Daiku Tetsuhiro:
https://www.youtube.com/watch?v=FIW8–fZoO4