Akatombo

Akatombo, de prachtige naam voor een rode libel, is de titel van wellicht de meest bekende, maar zeker verreweg de meest geliefde melodie in Japan. Akatombo is een beroemd kinderlied, dat in 1927 gecomponeerd werd door Kosaku Yamada, op een gedicht van zijn vriend Rofū Miki. Nu buiten de herfst is aangebroken is er in ons hoofd tijd voor weemoed en terugverlangen. Dat kan niet beter dan met deze melancholieke rode libel.

Het begin van de herfst
wordt altijd beslist door
De rode libel

Kaya Shirao (1738-1791)

Het gedicht was er het eerst

akatombo

In 1921 beschreef Rofū Miki het beeld van een Japanse rode libel die bij zonsondergang wordt gezien door een kind dat tegen de schouder van zijn oudere zus wordt gedragen. Het moment vervliegt, maar het kind zal voor altijd terugverlangen naar de libel die de geborgenheid van de schouder van zus accentueerde.

Het gedicht is autobiografisch, Miki’s moeder was jong – op 15-jarige leeftijd – getrouwd. Zijn ouders verbraken hun huwelijk toen Miki vijf jaar oud was. Zijn moeder verhuisde weg om nooit meer terug te keren. Hij werd daarna opgevoed door zijn grootvader van vaders kant. Zus hier is dan ook niet zijn moeder, mogelijk echt een zuster of wellicht een kindermeisje. Toen Miki 12 jaar oud was, tien jaar voor de publicatie van het gedicht, schreef hij als eerste de laatste regels van uiteindelijk deze compositie.

Oh, rode libel, rode libel in de schemering
Ik zag je voor het eerst terwijl er nog een baby op de rug van mijn zus werd gedragen
Zou het zo lang geleden kunnen zijn?
Moerbeien plukken van het bergveld
En onze kleine mandjes
Was dat allemaal een droom?
Mijn zus trouwde toen ze vijftien was …
En verhuisde ver, ver weg.
Ze stuurt geen nieuws meer naar ons dorp.
Oh, rode libel, kleine rode libel tijdens de schemering.
Ik zie je wachten,
rustend op de punt van een bamboeriet

akatombo

Masao Miki (1889-1964), die zichzelf als dichter uiteindelijk Rofū zou noemen, voert de rode libel op om nostalgie en weemoed op te roepen. Terugverlangen naar toen, naar vroeger, naar jouw ‘furusato’ of geboorteplaats. Naar weer jong zijn, een jeugd zonder (te veel) zorgen of inmiddels ondenkbare verantwoordelijkheden. Herkenbaar verlies dat wordt gevoeld wanneer dierbaren verhuizen, wanneer momenten voorbijgaan. Miki schreef gecomprimeerd maar intens. En op het juiste moment: de snelle verstedelijking van Japan aan het begin van de twintigste eeuw veroorzaakte een hoos aan verhuizingen ingegeven door de wens om het eigen bestaan te verbeteren in de grote stad. De grote vreemde stad, tegelijkertijd dus ook het terugverlangen naar het eerdere echte thuis.
Maar we gingen niet terug. We koesteren de weemoed.

Kaya Shirao, een in Japan zeer gewaardeerd Haiku dichter (1738-1791), verwoordde het hierboven al: Dat de herfst is begonnen, wordt bepaald door de verschijning van de rode libel.

Japan houdt van haar insecten, jongens zijn in het voorjaar gefascineerd door de kabuto-kevers, de Vliegende Herten. Vuurvliegjes (hotaru) hoopt iedereen tijdens de zomeravonden te genieten. Zelfs het snerpende gekrekel van de semi cicaden wordt tijdens de zomer omarmd. De herfst echter, is van de libel. De rode liefst.

Jimmu, de mythologische eerste keizer van Japan, zou – staand op een forse heuveltop – ooit hebben opgemerkt dat zijn land beslist de vorm had van twee parende libellen. In feite stond Japan ooit bekend als Akitsu-shima, of Libellen-eiland, waar akitsu het oude woord is voor libel en shima eiland of eilanden betekent. Japanners zien dan ook de opvallende gevleugelde vriend als een symbool van moed en kracht. Hij is niet alleen met Keizer Jimmu verbonden, maar is ook een forse verschijning, die tomeloos vrij vleugelt.   

Bovendien wordt de libel geassocieerd met de rijstvelden van Japan. Zowel de rijst als de akatombo hebben immers water nodig. Na een zomer van groeien en respectievelijk paren, wordt in de herfst de rijst geoogst en kan ook de libel het rustiger aan doen. Een vrijere vlucht. Zo doet de libel een beroep op de nostalgie van opgroeien in een boerengemeenschap. En tenslotte is er ook een rotsvast geloof in de libel als verbeelder van de ziel van een overleden voorouder die terugkomt om zijn of haar geliefden te bezoeken. Even, eenmaal per jaar. Het Obon-festival viert deze heilige gebeurtenis aan het einde van de zomer, begin van de herfst. We zien de libel als teken van kracht op kabutohelmen van daimyo en samurai, maar vooral ook gelukbrenger, geweven en geverfd als motief in Japans textiel en op keramiek.

Daarna volgde de melodie

akatombo

Componist Kosaku Yamada (1886–1965) was een vriend van Miki. Hij zette zijn gedicht in 1927 op muziek.
Yamada was een van vele gerespecteerde Japanse klassieke muziekcomponisten die in de jaren 1920 liedjes voor kinderen probeerden te maken die mooier en emotioneler waren dan de standaard kinderliedjes van die tijd – die wel erg nationalistisch en moralistisch waren. Deze nieuwe liedjesimpuls werd dōyō gedoopt. Yamada’s verzameling omvat 100 liedjes. Hij vestigde een blijvende stijl van Japanse liederen. Hij schreef zelf ook in de meeste gevallen de teksten, maar de rode libel, uiteindelijk de beroemdste, was van vriend Miki.

Een melodie omschrijven valt niet mee. Je kunt hem beter beluisteren. Maar wie deze Akatombo-melodie voor het eerst hoort, voelt dat hij of zij in Japan is. Onmiskenbaar. Yamada rangschikt zijn noten op een inmiddels voor ons typisch Japanse toonladder. Een pentatonische: Van het westerse octaaf van 8 noten werden de vierde (fa) en de zevende (si) weggelaten. Na behoorlijk wat experimenten in het begin van de 20e eeuw in Japan werd deze toonladder steeds belangrijker als een aanvaardbare mogelijkheid om de kloof tussen westerse en Japanse muziek te overbruggen.

Yamada rangschikt zijn noten vervolgens op de gevoelens die zijn vriend beschrijft. De melodie is even bedrieglijk eenvoudig als Ryu Sakamoto’s Ue o muite arukou uit 1961, bij ons beter bekend als de Sukiyaki song. Eenmaal gehoord, altijd opgewekt meeneuriën. In tegenstelling tot de hit van Sakamoto is de melodie van Akatombo echter van een ander kaliber. Diep emotioneel. Deze snijdt de zomer aan flarden. Eenmaal gehoord, nooit meer vergeten.

En toen kwam het luisteren en nooit meer vergeten

Suzuki Shinko, een Japanse vriend die in Leiden Tibetaans boeddhisme bestudeert bracht onlangs zijn shinobue (篠 笛) bamboe dwarsfluit mee. Toen wij hem vroegen om Akatombo als verzoek, reageerde hij verrast: “Kennen jullie dat lied?” en bracht hij vervolgens een ontroerende versie ten gehore.

Akatombo is door tal van vertolkers op de plaat gezet. Zowel gezongen als instrumentaal. Aanbevolen uitvoeringen zijn onder meer:

  • Ryuichi Sakamoto schildert op zijn album Utau (2010) een vertolking die verrassend dicht bij Yamada blijft;
  • Het album Japanese Melodies (2008) van het Jean-François Paillard Chamber Orchestra bewerkte Akatombo voor westers klassiek kamerorkest;
    Veel eerder al (in 1983) deed het Cleveland Orchestra Sinfonietta datzelfde op een eveneens prachtig album Poetry of Japan;
  • Het European Jazz Trio (uit Nederland) brengt op haar album Japanesque (2009) een ingetogen jazzy versie uit;
  • Gezongen versies vind je volop op Youtube.

Akatombo herken je overigens ook in Japan wanneer het – nagenoeg overal als vast onderdeel – wordt uitgezonden via het publieke speakersysteem in elke wijk of dorp als onderdeel van de “goji no chaimu” (de bel van 17.00 uur). Dit kleine draadloze elke-dag-concert (ook wel bōsai musen) luidt niet alleen de avond in, maar is eigenlijk een dagelijkse test van het noodomroepsysteem om burgers te waarschuwen voor gevaren zoals aardbevingen, tsunami’s en industriële ongevallen.

Aka Tombo. Het is nu herfst, maar er breken betere tijden aan

Na het luisteren van verschillende vertolkingen van werkelijke weemoed, staren we naar de vijver, die zomaar vol is gewaaid met geelgekleurd ginkgo-blad en rode blaren van een zomereik. Deze doet zijn best om de esdoorn te vervangen, maar de vijver zelf is inmiddels rommelig, verwaaid en duidelijk aan het jaarlijks aftakelen begonnen. De vissen laten zich al niet meer zien en er staan nog maar enkele kale sprieten watermunt. Bij een scheut zon laat zich toch nog een laatste groene glazenmaker zien. Onze grootste libel is niet rood. Maar het had gekund. En ook deze is prachtig krachtig. Hem zien is geluk hebben en een belofte voor betere tijden, waar de mondkapjes weer af kunnen, werk en sociaal leven weer uit ontmoetingen bestaan.

Dit bericht werd geplaatst in Muziek en getagd , , , , door Cees Omes . Bookmark de permalink .

Over Cees Omes

Onderwijskundig adviseur/programmeur, docent en trotse vader van drie zonen die volledig "into Japan" zijn. Twee daarvan hebben in Leiden de studierichting Talen en Culturen van Japan afgerond, de derde is een Anime-Otaku. Naast Cool Japan en eeuwenoude culturele tradities beschouwt hij vooral Sociaal Japan. Cees verwondert zich over de sociale cohesie en oplossingen die Japan kiest voor vraagstukken wanneer mensen met elkaar omgaan. Op straat, in het gezin, het onderwijs en in de zorg.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *