De Japanse blijdschap om de Olympische Spelen in Tokyo in 2020

Als ik de Japanse blijdschap om het binnenhalen van de Olympische Spelen van 2020 in één beeld zou moeten samenvatten, koos ik een foto van de Japanse delegatie op het moment dat de keuze voor Tokyo door het IOC bekend werd gemaakt. De gelaatsuitdrukkingen van de juichende en het van geluk uitschreeuwende volwassen mannen en vrouwen (wie denkt er dat Japanners geen emotie kennen?) zegt meer dan duizend woorden: (een groot deel van) Japan is dolgelukkig. 

Olympische Spelen in TokyoJapan heeft het de afgelopen decennia behoorlijk voor de kiezen gehad: het barsten van de economische bubbel eind jaren ’80, de steeds verder vergrijzende bevolking, het land is economisch ingehaald door China en daardoor niet langer de tweede economie van de wereld, en in 2011 als klap op de vuurpijl de zeebeving met een allesverwoestende tsunami en nucleaire crisis die tot op de dag van vandaag voortduurt, tot gevolg.

Achter het Japanse gejuich, dat losbarstte toen het Internationaal Olympisch Comite voor Tokyo koos, gaat dan ook veel meer dan alleen blijdschap schuil: het is minstens voor de helft opluchting dat de wereld het vertrouwen in Japan nog niet verloren is. Japan moest behoorlijk diep gaan voor de uitverkiezing: op het laatste moment werd zelfs premier Shinzo Abe nog ingevlogen om de leden van het IOC ervan te overtuigen dat de situatie in Fukushima onder controle is.

Abe kan het natuurlijk zo mooi vertellen als hij wil: de nog altijd zorgelijke toestand bij diezelfde kerncentrale zorgt er ook voor dat een deel van de Japanners zo zijn bedenkingen heeft bij de Olympische Spelen in Tokyo. Zij zien liever dat de overheid geld investeert in het onder controle krijgen van de situatie aan de noord-oostelijke kust, en de heropbouw van het gebied, dan dat er miljarden yen verdwijnen in de organisatie van het grootste rondreizende circus ter wereld.

Aan de andere kant zijn de Spelen de Japanse overheid een gigantische stok achter de deur om orde op zaken te gaan stellen in Fukushima. Het oog van de wereld is door de toewijzing van de Spelen meer dan ooit op Japan gericht. Ook zal Tokyo 2020 – zoals het er nu naar uitziet – zeker niet de boeken in gaan als de duurste aflevering van de Olympische Spelen ooit. Integendeel: zo is de infrastructuur van de vorige keer dat de Zomerspelen naar Tokyo kwamen, in 1964, grotendeels nog aanwezig.

Ook in die tijd was Tokyo namelijk al de metropool die het nu is, dus om de atleten en organisatie een manier te gunnen om zich snel binnen de stad te verplaatsen, werd er een ringweg op poten over de bestaande wegen heen gebouwd. Daarnaast werd er in de buurt van het toenmalige Olympisch Dorp in Yoyogi een extra halte voor de Yamanote-trein, één van de meestgebruikte treinen van Japan, aangelegd. Omdat in 2020 het grootste deel van de disciplines binnen 10 kilometer van elkaar plaatsvindt, zal een groot deel van de Japanse hoofdstad buitengewone verkeersdrukte bovendien bespaard blijven.

Daarnaast zal een deel van de in die tijd opgetrokken sportzalen kunnen worden hergebruikt. Het futuristische Yoyogi National Gymnasium uit ’64 zal bijvoorbeeld dienen als handbalstadion. Verder zullen er geen complete woonwijken tegen de grond hoeven om ruimte te maken voor een Olympisch Stadion: het Nationaal Olympisch Stadion in de wijk Shinjuku gaat in 2015 tegen de grond, zodat er ruim de tijd is om voor 2020 een nieuw Olympisch Stadion dat uitgerust is voor deze tijd, te bouwen. Wat betreft ruimte kost het Tokyo dus niets.

Het IOC heeft de plannen de erkenning gegeven die ze verdienen. De Japanners zijn terecht trots, niet alleen vanwege het feit dat het minder dan 60 jaar na de vorige keer opnieuw de Olympische Zomerspelen mag organiseren, maar vooral ook op het feit dat Japan nog meetelt in de ogen van de rest van de wereld. Dat gevoel was er, zeker de afgelopen jaren, niet altijd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *