De vlietende wereld van ukiyo-e (1) – Inleiding

Wie weleens een boek over Japanse kunst openslaat kan er niet omheen: de ukiyo-e. Deze vorm van Japanse prentkunst ontstond in de Edo-periode (1603-1868) en is sinds de 19e eeuw wereldwijd razend populair geworden. Het meest bekende voorbeeld is ongetwijfeld De grote golf van Kanagawa van Katsushika Hokusai (1760-1849) die voor velen wellicht symbool staat voor de Japanse traditionele kunst in het geheel. Maar wat zijn ukiyo-e nu precies? In deze serie zal ik een aantal bekende en minder bekende prentkunstenaars bespreken, maar om te beginnen zal ik een beknopte inleiding tot de wondere wereld van de Japanse prentkunst geven.

Zoals gezegd ontstonden de ukiyo-e gedurende de Edo-periode, om precies te zijn in de 17e eeuw. De term ukiyo-e bestaat in principe uit twee woorden: ukiyo (de vlietende wereld) en e (afbeelding). Deze ‘vlietende wereld’ stond over het algemeen gelijk aan de amusementswijken waar men zijn/haar geld spendeerde aan het bezoeken van theaters, theehuizen, badhuizen en bordelen. De amusementswijken gedijden door de promotie van het alledaagse genot, waardoor ze recht tegenover het sobere Confucianistische ideaalbeeld van de toenmalige overheid stonden. Het is dan ook geen wonder dat deze vele malen probeerde de invloed van de vlietende wereld op de maatschappij te beperken. Om verschillende redenen is deze echter altijd blijven bestaan en kon de ukiyo-e uitgroeien tot één van de belangrijkste culturele uitingen van de Edo-periode.

In de 16e eeuw ontwikkelde de Japanse houtsnede zich vooral in de vorm van ehon (letterlijk ‘prentenboekjes’) waarin veelal zwart-wit illustraties een aanvulling op de tekst vormden. Hoewel de ontwikkeling van de Japanse prentkunst dus al vroeg begon komen de bekendste voorbeelden vooral uit de 18e en 19e eeuw. De oorzaak hiervan is vooral de invloed en smaak van het Westen. De volledig gekleurde illustraties zoals die van Hokusai, ook wel nishiki-e of ‘brokaatprenten’ genoemd, verschenen pas rond het midden van de 18e eeuw. Het feit dat dit soort prenten het meest in de smaak viel bij Westerlingen is nu nog terug te zien in collecties en tentoonstellingen.

Dat de ukiyo-e in het Westen anders bekeken werd dan in Japan blijkt uit hoe ze in eerste instantie in Europa terecht kwamen. Het verhaal gaat dat de prenten als verpakkingsmateriaal voor keramiek bestemd voor de Europese markt gebruikt werden. Enkele Franse kooplieden begonnen de prenten vervolgens te verzamelen en er ontstond een ware rage. Kunstenaars als Van Gogh zijn bijvoorbeeld sterk beïnvloed door de prenten van onder andere Hokusai. In tegenstelling tot Europa werden de prenten in Japan dus zeker niet als ‘kunst’ gezien (een begrip dat in die tijd nog niet bestond in Japan, maar dat is een discussie voor een volgende keer). Vaak werden honderden of zelfs duizenden kopieën van één bepaald ontwerp geproduceerd en in de jaren 1850 werden naar schatting zelfs jaarlijks zo’n vier miljoen prenten geproduceerd. Deze grote oplages betekenen echter niet dat de prenten niet stuk voor stuk handgemaakt zijn. In tegenstelling tot Europees drukwerk werd elke houtsnede kleur voor kleur en met de hand gedrukt.

We kunnen ukiyo-e dus van twee kanten bekijken. Ten eerste vanuit de Japanse context waar deze vorm van prentkunst een uiting van populaire cultuur was, en ten tweede vanuit een Westers oogpunt waar ze gezien worden als ‘kunstwerken’. Ongeacht hoe je er naar kijkt, er kan in ieder geval gezegd worden dat ukiyo-e een fascinerend fenomeen is waar men nog lang niet over uitgepraat is. In mijn volgende blog zal ik aan de hand van een voorbeeld het drukproces dat zoals gezegd danig verschilt van de Europese drukkunst beschrijven.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *