De opkomst van het Japanse voetbal

Het stijf uitverkochte Tokyo Dome-stadion tijdens de World Baseball Classic bevestigde het onlangs weer: honkbal, of zoals de Japanners zeggen, yakyuu (‘veldbal’), is nog steeds volkssport nummer één in Japan. Maar die hegemonie wordt wel bedreigd: het voetbal is al enkele jaren bezig met een inhaalslag.

Dat voetbal, of sakka (naar het Amerikaanse ‘soccer’), qua populariteit oorspronkelijk wat achterliep op honkbal heeft natuurlijk alles te maken met de Amerikaanse bezetting (1945-1952): een periode waarin de Verenigde Staten het vooroorlogse, imperialistische Japan vanaf de basis naar eigen inzicht heropbouwden. Daarbij ontbrak de verdere toename in populariteit van het oer-Amerikaanse honkbal, dat Japan al in de 19e eeuw bereikte, niet.

Terwijl honkbal razendsnel in populariteit steeg, bleef voetbal decennialang het ondergeschoven kindje. Er was wel een competitie, maar daarin kwamen enkel amateurteams uit. De bronzen medaille voor de mannenploeg op de Olympische Spelen – waar het voetbal kwalitatief gezien nooit om over naar huis te schrijven was – van 1968 was het eerste en lange tijd enige wat de rest van de wereld van het Japanse voetbal vernam. De velden waren slecht en het niveau bleef laag, terwijl de omliggende landen hard aan de weg timmerden.

Met name dat laatste kon de Japan Football Association niet langer over zijn kant laten gaan. In 1992 ging het roer daarom om met de oprichting van de Japan Soccer League: een professionele, betaalde competitie met 18 teams. Tijdens de beginjaren werden de wedstrijden gemiddeld door 19.000 betalende bezoekers bezocht, maar rond 1997 was dit aantal alweer met de helft afgenomen.

De keuze van wereldvoetbalbond FIFA om het WK van 2002 door Japan en Zuid-Korea te laten organiseren kwam voor de Japanse voetbalbond dan ook als een geschenk uit de hemel. De wekenlange aanwezigheid van ‘s werelds beste voetballers, gecombineerd met de behoorlijk succesvolle nationale ploeg (het team bereikte de 8e finales) deed wonderen voor de populariteit van de sport. Er waren weinig Japanse jongens die zich in die dagen niet de kenmerkende hanenkam van David Beckham lieten aanmeten.

Sindsdien groeit de sport gestaag verder, zowel qua niveau als qua populariteit. Japanse voetbalclubs weten steeds vaker goede voetballers uit het buitenland (met name Brazilië) te strikken, en ook buitenlandse coaches wagen steeds vaker de stap naar het land van de Rijzende Zon. Dat de nationale mannenploeg, die trots de Samurai Blue wordt genoemd, in de WK-kwalificatie onderuit ging tegen Jordanië (2-1 verlies), is tegenwoordig eerder uitzondering dan regel: sinds 2002 was Japan op elke mondiale eindronde van de partij. Het nationale vrouwenteam, dat bewonderend met Nadeshiko Japan (‘bewonderenswaardige Japanse vrouwen’) wordt aangeduid, wist in 2012 op de Olympische Spelen in Londen de zilveren medaille te veroveren.

Toen ik onlangs een Japanse vriendin op Twitter een gedetailleerde wedstrijdanalyse van de verloren match tegen Jordanië zag geven, wist ik dat het met het Japanse voetbal wel goed zit.

Dit bericht werd geplaatst in Sport en getagd , door Tom Omes . Bookmark de permalink .

Over Tom Omes

Tom is hoofdredacteur van Katern: Japan. Hij studeerde Talen en Culturen van Japan en Journalistiek én Nieuwe Media. Geïnteresseerd in de moderne geschiedenis van Japan, maar leeft niet alleen in het verleden: ook hedendaags Japan interesseert hem zeer.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *